Examples of using "Visite" in a sentence and their dutch translations:
Bezoek ons.
De man bezoekt Moskou.
Bezoek je wijk.
Ze bezoekt nu Parijs.
Bezoek ons.
- Zou je graag mijn bezoek ontvangen?
- Zou u graag mijn bezoek ontvangen?
- Je hebt een bezoeker.
- U heeft een bezoeker.
- Jullie hebben een bezoeker.
Morgen bezoeken we je.
Ik zou je graag bezoeken.
Iets totaal onverwachts.
Komt U toch bij ons langs morgen!
- Bezoek ons.
- Kom ons bezoeken.
Het bezoek is gratis.
Wij zullen je bezoeken.
Laten we even bij hem aanwippen.
Kom ons bezoeken.
- Hij gaat naar de dierentuin.
- Hij bezoekt de dierentuin.
We hadden onverwacht bezoek.
- Hij bezoekt mij soms.
- Hij komt me soms bezoeken.
Ze bezocht niemand.
...maar er wacht hem een verrassing.
Ik zal hem morgen bezoeken.
Hij bezoekt mij soms.
Niemand bezoekt mijn land.
Komt U toch bij ons langs morgen!
Morgen brengen we je een bezoek.
- Morgen bezoeken we je.
- Morgen bezoeken we jullie.
Ik ben bij Dan op bezoek geweest.
Ze bezocht me geregeld.
Ik zal je morgen bezoeken.
We gaan ze snel bezoeken.
Het museum is een bezoek waard.
- Ik zou u willen een bezoek brengen.
- Ik zou je graag bezoeken.
We gaan u weldra bezoeken.
- Ik bezocht haar in Duitsland.
- Ik heb haar in Duitsland bezocht.
We zullen je een bezoekje brengen.
Zij bezocht haar grootmoeder.
Kom ons bezoeken.
Hij viel op me neer.
Ik bezocht haar in Duitsland.
Je kunt me morgen bezoeken.
Is dit jouw eerste keer in Korea?
Morgen bezoeken we je.
Ik bezoek hem om de twee dagen.
Alstublieft, hier is mijn visitekaartje.
- Ik heb haar zondagochtend bezocht.
- Ik bezocht haar op zondagochtend.
Ik bezoek iedere dag een kerk.
Kom mij een bezoek brengen.
Ik zal meneer Brown morgen bezoeken.
We zullen je een bezoekje brengen.
Ik heb haar in Duitsland bezocht.
Ik bezoek mijn grootmoeder in het ziekenhuis.
- Wanneer bent u voor het laatst bij de tandarts geweest?
- Wanneer ben je voor het laatst bij de tandarts geweest?
Ze hebben hun ouders bezocht gisteren.
Bij het volgende bezoek zal ik bloemen meebrengen.
Alstublieft, hier is mijn visitekaartje.
- Ik heb haar zondagochtend bezocht.
- Ik bezocht haar op zondagochtend.
Hij kwam vaak bij ons op bezoek toen ik nog een kind was.
Ze heeft gisteren haar tante bezocht.
Ik bezoek mijn grootmoeder in het ziekenhuis.
Ik zal volgende week mijn oom bezoeken.
De volgende zondag gaan we onze tante bezoeken.
Ze bezocht hem één keer per jaar.
Ik moet mijn vriend in het ziekenhuis bezoeken.
Robert komt mij af en toe bezoeken.
Hallo! Wat is het doel van uw bezoek, meneer?
Ik hoop dat ge spoedig ons nog eens komt bezoeken.
Ben je zeker dat je hem je bezoek bevestigd hebt?
- Je hebt gezelschap.
- Je hebt bezoek.
Ik kan je niet elke dag bezoeken.
Toen ik in het buitenland was, heb ik uw oom bezocht.
Ik wil mijn vriend volgende week bezoeken.
Ik weet niet of hij ons zondag komt bezoeken.
Wie bezoeken we vandaag?