Translation of "Pouvoir" in Dutch

0.013 sec.

Examples of using "Pouvoir" in a sentence and their dutch translations:

Je pense pouvoir.

Ik denk dat ik het kan.

Le pouvoir corrompt.

Macht corrumpeert.

Vouloir, c'est pouvoir.

Waar een wil is, is een weg.

- Tu es dépourvu de pouvoir.
- Tu es dépourvue de pouvoir.

Je bent machteloos.

J'espère pouvoir vivre longtemps.

Ik hoop dat ik nog lang zal leven.

Je n'ai aucun pouvoir. »

Ik heb geen macht."

L'argent, c'est le pouvoir.

Geld is macht.

J'espère pouvoir la voir.

Ik hoop haar te zien.

- J'aimerais simplement pouvoir donner davantage d'argent.
- J'aimerais simplement pouvoir contribuer davantage, financièrement.

Ik wou dat ik maar meer geld kon geven.

J'aimerais pouvoir acheter la guitare.

Ik wou dat ik die gitaar kon kopen.

Il pense pouvoir le prouver.

Hij denkt dat hij het kan bewijzen.

Je veux pouvoir parler anglais.

Ik wil Engels kunnen spreken.

La langue, c'est le pouvoir.

Taal is macht.

J'aimerais pouvoir acheter cette guitare.

Ik wou dat ik die gitaar kon kopen.

- Le roi a abusé de son pouvoir.
- Le roi abusa de son pouvoir.

De koning maakte misbruik van zijn macht.

- Comme il est agréable de pouvoir lire.
- Comme c'est agréable de pouvoir lire.

Wat heerlijk is het toch om te kunnen lezen!

Le pouvoir et l'argent sont inséparables.

Macht en geld zijn onafscheidelijk.

J'espère pouvoir joindre les deux bouts.

Ik hoop dat het me lukt de eindjes aan elkaar te knopen.

Marie croit au pouvoir de l'amour.

Mary gelooft in de kracht van de liefde.

J'aimerais bien pouvoir aller au Japon.

Ik zou graag naar Japan kunnen gaan.

J'espère pouvoir m'y rendre en juin.

Ik hoop dat ik in juni kan gaan.

Je regrette de ne pouvoir t'aider.

Ik vind het jammer dat ik je niet kan helpen.

Chacun devrait pouvoir contrôler son destin.

Ieder zou meester moeten zijn over zijn eigen lot.

Avant de pouvoir prescrire de nouveaux traitements,

Maar voor we nieuwe behandelingen kunnen toepassen,

Un rappel constant de son pouvoir inimaginable.

wat ons constant herinnerde aan hun ongekende macht.

Je voudrais pouvoir remonter dans le temps.

Ik wou dat ik terug in de tijd kon gaan.

Le roi a abusé de son pouvoir.

De koning maakte misbruik van zijn macht.

Tu es le seul à pouvoir m'aider.

Jij bent de enige die me kan helpen.

En réalité, seul le pouvoir les intéresse.

Eigenlijk is het alleen de macht die hen interesseert.

J'étudie fort pour pouvoir te faire travailler.

Ik studeer hard, zodat ik jou kan doen werken.

J'aimerais pouvoir aller en Australie avec Tom.

Ik wou dat ik met Tom naar Australië kon gaan.

Le pouvoir érosif du vent est grand.

De erosiekracht van de wind is groot.

J'aimerais pouvoir gratter plus de trucs gratuits.

Ik zou graag meer gratis spullen kunnen bijeenscharrelen.

Tu prétends pouvoir dompter ce loup féroce !

Je beweert deze wilde wolf te kunnen temmen!

- Je regrette de ne pouvoir t'aider.
- Je regrette de ne pouvoir vous aider.
- Je regrette de ne pas pouvoir vous aider.
- Hélas, je ne peux pas t'aider.

- Ik vind het jammer dat ik je niet kan helpen.
- Het spijt me dat ik je niet kan helpen.

- Vouloir c'est pouvoir.
- Là où il y a une volonté, il y a un chemin.
- Vouloir, c'est pouvoir.

Waar een wil is, is een weg.

- Pensez-vous pouvoir vous rendre à Boston pour Noël ?
- Penses-tu pouvoir te rendre à Boston pour Noël ?

- Denk je dat je met Kerstmis naar Boston kunt komen?
- Denkt u dat u met Kerstmis naar Boston kunt komen?
- Denken jullie dat jullie met Kerstmis naar Boston kunnen komen?

Et de faire appel à un pouvoir ancien.

en een beroep doen op een van onze oudste krachten.

J'aimerais pouvoir retourner en classe ce jour-là

Ik wou dat ik terug kon gaan naar de klas die dag

Afin de pouvoir mieux accéder au monde visuel.

betere toegang verschaft tot de visuele wereld.

Si vous pensez pouvoir secourir Dana, choisissez "réessayer".

Als je denkt dat je Dana nog kunt redden, kies dan 'Opnieuw proberen'.

Cette colère-là nous confère un pouvoir énorme

Maar we hebben een enorme potentie hierin.

Nous avons tous du pouvoir et de l'influence,

We hebben allemaal macht en invloed waar we zijn,

Il devait également pouvoir être produit en masse,

Het moest ook in massa te fabriceren zijn,

Je veux pouvoir me déplacer tel un amphibien.

Ik wil op een amfibisch dier lijken.

Désolée, je ne pense pas que j'vais pouvoir.

- Het spijt me, ik denk niet dat ik zal kunnen.
- Het spijt me, ik vrees dat het me niet zal lukken.
- Sorry, ik denk niet dat het mij zal lukken.

Je suis content de pouvoir profiter des vacances.

Ik ben dankbaar dat er vakanties zijn.

- Vouloir, c'est pouvoir.
- Quand on veut, on peut.

Waar een wil is, is een weg.

Il se vante de pouvoir parler six langues.

Hij schept erover op dat hij zes talen kan spreken.

Ne sous-estime pas l'étendue de mon pouvoir.

- Onderschat mijn macht niet.
- Onderschat mijn kracht niet.

Les gens ne connaissent pas leur véritable pouvoir.

Mensen zijn zich niet bewust van hun echte sterkte.

Il a besoin d'être seul pour pouvoir réfléchir.

Ik moet alleen zijn om na te denken.

J'accepte de ne pas pouvoir faire certaines choses

is dat ik aanvaard wat ik uiteindelijk niet kan,

Tu es le seul à pouvoir faire ça.

Jij bent de enige die dat kan doen.

J'aimerais pouvoir faire quelque chose comme ça aussi.

- Ik zou ook graag zoiets als dit willen maken.
- Ik zou ook graag zoiets dergelijks willen doen.

Tu es le seul à pouvoir nous aider.

Je bent de enige die ons kan helpen.

Si vous pensez pouvoir éviter ce loup, choisissez "réessayer".

Kun je om deze wolf heen, kies dan 'Opnieuw proberen'.

Et il est très simple d'abuser de ce pouvoir.

En het is heel gemakkelijk om deze macht te misbruiken.

Qui met l'accent sur le pouvoir des êtres humains.

die de nadruk legt op het menselijk handelen.

Je crois que les êtres humains ont le pouvoir

Ik geloof dat de mens de macht heeft

Toujours inquiets de savoir si vous allez pouvoir manger,

altijd bezorgd om voedsel

Ils adoraient se féliciter de pouvoir dire d'un enfant :

Ze gaven zich graag een schouderklopje als ze konden zeggen:

Je suis reconnaissant de pouvoir disposer de la technologie.

Ik ben dankbaar dat de technologie er is.

- J'espère que je la verrai.
- J'espère pouvoir la voir.

Ik hoop haar te zien.

Je fais des économies pour pouvoir aller en Australie.

Ik ben aan het sparen, zodat ik naar Australië kan gaan.

Qu’est-ce que je vais bien pouvoir faire, aujourd’hui ?

Wat zal ik eens gaan doen vandaag?

Le pouvoir dynamique de l'épigénétique, change notre expression génétique,

verandert de dynamische kracht van epigenetica onze genetische opmaak,

La glace est trop fine pour y pouvoir patiner.

Het ijs is te dun om op te schaatsen.

- Une des lampes ne marche pas. Penses-tu pouvoir venir regarder ?
- Une des lampes ne fonctionne pas. Penses-tu pouvoir venir regarder ?

Een van de lampen werkt niet. Denk je dat je eens kan komen kijken?

- J'aimerais pouvoir vous dire la raison, mais je ne peux pas.
- J'aimerais pouvoir te dire la raison, mais je ne peux pas.

Ik zou willen dat ik je de reden kan vertellen, maar dat kan ik niet.

Pour pouvoir commencer, vous devez choisir la stratégie de survie.

...maar we kunnen niet beginnen voor jij een overlevingsstrategie kiest.