Examples of using "Homo" in a sentence and their dutch translations:
Ben je gay?
- Bent u homo?
- Ben je gay?
Bent u homo?
Ik heb een homoseksuele buurman.
Ik ben niet gay.
Hij is net uit de kast gekomen.
- Ik heb een homoseksuele buurman.
- Ik heb een homoseksuele buurvrouw.
- Ik ben geen homo, maar mijn vriend is het wel.
- Ik ben geen homo, maar de vriend waarmee ik samenleef is het wel.
Ik ben niet gay.
- Het is net bekend geworden.
- Hij is net verschenen.
- Het is net verschenen.
- Hij is net uitgegeven.
- Wist je niet dat Tom gay is?
- Wist je niet dat Tom homo is?
Sami was gay, maar nu is hij hetero.
Het Christus-drieluik van de wereldberoemde Hongaarse schilder Mihály Munkácsy bestaat uit de schilderijen "Christus vóór Pilatus", "Golgotha" en "Ecce Homo".
Wanneer de toekomstige generaties zullen leren, dat wij onze kostbare bomen hebben omgehakt, zodat wij met die onze kontjes zouden kunnen afvegen, ze zouden nooit geloven dat wij bij de ras homo sapiens horen.