Translation of "Couler" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Couler" in a sentence and their dutch translations:

Les bateaux peuvent couler.

Boten kunnen zinken.

Sommes-nous en train de couler ?

- Zakken we weg?
- Zijn we aan het zinken?
- Zinken we?

Nous sommes en train de couler.

- We zijn aan het zinken.
- We zinken.

- Nous coulons.
- Nous sommes en train de couler.

- We zijn aan het zinken.
- We zinken.

Fais couler de l'eau chaude dans le bain.

Laat warm water lopen in het bad.