Examples of using "Commence" in a sentence and their dutch translations:
- Begin!
- Begin.
Begin!
Begin!
- Ga door.
- Ga verder.
- Begin!
- Blijf doorgaan.
Laat het avontuur beginnen.
Het begint.
Begin!
Ik ga beginnen.
Begin hier.
Wie begint?
De film begint.
Ik begin morgen.
Begin met schrijven.
- De show begint.
- De voorstelling begint.
- Jij begint.
- Begin jij maar.
- Begin te rennen.
- Begin te lopen.
Ik begin benieuwd te worden.
- Ik begin deze namiddag.
- Ik begin vanmiddag.
Ik begin benieuwd te worden.
Het werk begint hier.
Het werk begint samen.
Het leven moet beginnen --
School begint overmorgen.
De school begint in de lente.
School begint in april.
De school start de volgende maandag.
Ik begin het al door te krijgen.
Maandag begint op zaterdag.
Begin nu.
Begin hier.
Laat het spel beginnen!
Het begint te regenen.
Laat het feest beginnen.
- Wanneer begint de voorstelling?
- Hoe laat begint de voorstelling?
Jouw toekomst begint vandaag.
Ik begin het te begrijpen.
Ik begin 's middags.
Zullen we nu beginnen?
Wanneer begint de wedstrijd?
Begin met tellen.
Zullen we nu beginnen?
Het wordt nu echt donkerder.
Dan begint het juist.
De school begint op tien april.
Wanneer begint het?
Het virus begint te muteren.
Opvoeding begint thuis.
Ik krijg stilaan honger.
Ik begin Duits te leren.
Het wordt nacht.
- De les begint om acht uur dertig.
- De les begint om half negen.
De herinneringen beginnen naar boven te komen.
De opera begint om zeven uur.
De pijn wordt nu langzaam minder.
Nu begint de eindspurt.
De volgende zondag begint de zomertijd.
- Er begint iets te gebeuren.
- Er begint iets.
Gelukkig begint dit nu te veranderen.
Laat het avontuur beginnen. Kom op, je kunt het.
...zie je alle vloeistof... ...eruit komen.
de feiten terzijde.
De oplossing begint met hervormingen.
Onze school begint om acht uur.
De film begint om tien uur.
Het leven begint bij veertig.