Examples of using "Apprenait" in a sentence and their dutch translations:
- Hij was aan het leren.
- Hij leerde.
- Ze was aan het leren.
- Ze leerde.
- Tom was aan het leren.
- Tom leerde.
- Maria leerde.
- Maria was aan het leren.
Hij leerde een gedicht.
- Tom was aan het leren.
- Tom leerde.