Examples of using "Worker" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben een ambtenaar.
Je bent een snelle werker.
deze, de werker,
kwam er een landarbeider binnen.
Je bent echt een harde werker.
Tom is een goede werker.
Ik ben spoorwegarbeider.
Zij vertrouwde een collega.
Hij is een bevlogen werknemer.
Ik ben bediende.
Papa is een man die hard werkt.
Ik heb maar één arbeider nodig.
Je bent een echte harde werker.
...een gewone burger en een boer...
Ik ben maar een gewone bureelbediende
Mijn moeder is een sekswerker.
Dit is wat een slagerijmedewerker zegt:
Toen hij jong was, was hij een harde werker.
dat het uitrollen de epigenetische condities creëert voor de werker.
Ze willen niet dat de arbeider vrij is.
Mijn medewerker is een wolf in schapenvacht.
Gisteravond werd een arbeider aangevallen.