Examples of using "Comes" in a sentence and their dutch translations:
Na de winter komt de lente.
Hier komt de bus.
Hier komt de bus.
Hier komt de trein!
Daar komt ze.
Morgen komt nooit.
Helderheid komt op de eerste plaats.
Hier komt Tom.
- Daar is hij.
- Hier komt hij.
Hij komt in z’n eentje.
Zijn vrouw komt uit Californië.
Wie goed doet, goed ontmoet.
Hierna kom ik aan de beurt.
Maandag volgt op zondag.
Mei komt na april.
Hier komt de bus.
Zondag komt na zaterdag.
Hij komt uit Engeland.
Hij komt uit Wales.
Hij komt uit Genève.
Na de winter komt de lente.
Hij komt uit Genua.
Tijdens het eten komt de eetlust.
Energie komt van binnen.
ZIj komt uit Italië.
- Daar komt een smeris.
- Daar is een flik.
Hier komt de trein!
Daar komt de bruid!
Na zondag komt maandag.
Melk komt van koeien.
Na de winter komt de lente.
Hij komt dikwijls te laat.
Jane komt uit Australië.
Tom komt uit Boston.
Hij komt met de bus.
Zij komt uit Duitsland.
- Ik hoop dat hij komt.
- Ik hoop dat zij komt.
Uit niets komt niets.
Hij komt vanmiddag.
Zij komt uit Oostenrijk.
Na regen komt zonneschijn.
Na de winter komt de lente.
Ik zal hier wachten tot ze komt.
Tom komt hier om de twee weken.
...kent een enorme prijs.
Daar komt de helikopter.
kwam er een landarbeider binnen.
Het gevaar komt van alle kanten.
Moeder schiet te hulp.
Je hele lichaam komt tot leven.
Kijk, hier komt je trein.
De staatsman komt uit Arizona.
- De buitenlander komt uit Schotland.
- De vreemdeling komt uit Schotland.
Dit woord komt uit het Grieks.
- Dit meisje komt van Japan.
- Dit meisje komt uit Japan.
Het woord komt uit het Grieks.
Dit woord is van Franse herkomst.
Ik hoop dat John komt.
Wie goed doet, goed ontmoet.
Het bestaat uit twee gangen.
Wacht uw beurt af.