Examples of using "Teddy" in a sentence and their dutch translations:
Ik mis mijn teddybeer.
Waar is zijn teddybeer?
Waar is jouw teddybeer?
Tom knuffelde zijn teddybeer.
Maria knuffelde haar teddybeer.
Hij knuffelde zijn teddybeer.
Ze knuffelde haar teddybeer.
Ze knuffelden hun teddyberen.
Het kleine meisje knuffelde haar teddybeertje.
Tom kan niet slapen zonder zijn knuffelbeertje.
Tom is dertien en slaapt nog steeds met een teddybeer.