Examples of using "Sore" in a sentence and their dutch translations:
Tom heeft keelpijn.
Mijn ogen doen pijn.
Mijn benen doen zeer.
- Ik heb pijn aan mijn keel.
- Ik heb keelpijn.
Tom heeft een zere knie.
Tom heeft een zere rug.
- Ik heb pijn aan mijn keel.
- Ik heb keelpijn.
- Heb je een zere keel?
- Heeft u last van keelpijn?
Mijn keel doet nog steeds pijn.
Ik heb pijn aan mijn ogen.
Mijn voeten doen pijn.
De volgende dag deden mijn benen pijn.
Tom valt nogal uit de toon.
Ik heb overal pijn.
Ik heb keelpijn en een loopneus.
- Ik heb pijn aan mijn keel.
- Ik heb keelpijn.
- Dat is een gevoelige kwestie.
- Dat is een gevoelig onderwerp.
Ik heb griep en keelpijn.
Tom heeft een zere rug.
Hebt ge koorts en doet uw keel pijn?
Ik heb rugpijn.
Tom heeft een zere rug.
- Ik heb buikpijn.
- Ik heb maagpijn.
Mijn buik doet pijn.
Ik heb keelpijn en een loopneus.
Mijn voeten doen pijn.