Examples of using "Skis" in a sentence and their dutch translations:
Iedereen is hier aan het skiën.
Zij doen hun ski's aan.
- Zijn dit jouw ski's?
- Zijn dit uw ski's?
- Zijn dit jullie ski's?
Ik moet nieuwe ski's kopen.
Ik moet nieuwe ski's kopen.
Ik huurde een paar ski's.
Hij skiet elke winter in Hokkaido.
Ik moet nieuwe ski's kopen.
Sami heeft net nieuwe ski's gekregen.
Hoe vaak wax je jouw ski's?
Dat is de greppel voor de ski's.
Voor langlaufen gebruik je smallere, langere ski's dan voor alpineskiën.