Translation of "Mondays" in Dutch

I hate Mondays.

Ik heb een hekel aan maandagen.

- He is always at home on Mondays.
- On Mondays, he's always at home.
- He's always at home on Mondays.

Op maandag is hij altijd thuis.

- On Mondays, he's always at home.
- He's always at home on Mondays.

Op maandag is hij altijd thuis.

I don't work on Mondays.

Ik werk niet op maandag.

Do you work on Mondays?

- Werk jij op maandagen?
- Werk jij 's maandags?
- Werkt u op maandagen?
- Werkt u 's maandags?

- He is always at home on Mondays.
- He's always at home on Mondays.

Op maandag is hij altijd thuis.

I always feel blue on Mondays.

's Maandags ben ik altijd depri.

He's always at home on Mondays.

Op maandag is hij altijd thuis.

On Mondays, he's always at home.

Op maandag is hij altijd thuis.

Mondays will never be the same again.

Maandagen zullen nooit meer hetzelfde zijn.

I don't usually go shopping on Mondays.

Normaal ga ik ‘s maandags niet winkelen.

Tom is rarely at home on Mondays.

- Tom is zelden thuis op maandag.
- Tom is bijna nooit thuis op maandag.

She is often late for school on Mondays.

Ze is vaak te laat op school op maandag.

I understand the museum is closed on Mondays.

Voor zover ik begrijp, is het museum op maandag gesloten.

- I have to work on Mondays.
- I have to work on Monday.

Ik moet op maandag werken.

Tom and Mary said they thought John was always in his office on Mondays.

Tom en Mary zeiden dat zij dachten dat John altijd op maandag op zijn kantoor was.

- The museum is open from Monday to Friday.
- The museum is open from Mondays to Fridays.

Het museum is geopend van maandag tot vrijdag.