Translation of "Always" in Dutch

Always.

Altijd.

- You're always hungry.
- You're always hungry!

Jij hebt altijd honger.

- He is always punctual.
- He's always on time.
- He's always punctual.

- Hij is altijd op tijd.
- Hij is altijd punctueel.

Almost always.

Bijna altijd.

Always open.

Altijd geopend.

- He is always punctual.
- He's always punctual.

- Hij is altijd op tijd.
- Hij is altijd punctueel.

- He is always happy.
- He's always happy.

Hij is altijd gelukkig.

- He's always busy.
- He's always so busy.

Hij heeft het altijd zo druk.

- He is always happy.
- You're always happy.

Hij is altijd gelukkig.

- I always feel hungry.
- I'm always hungry.

Ik heb altijd honger.

- He is always joking.
- He's always joking.

Hij maakt altijd grapjes.

- You are always late.
- You're always late.

Je bent altijd te laat.

- He's always busy.
- He is always busy.

Hij is altijd bezig.

- She is always smiling.
- He's always smiling.

Ze glimlacht altijd.

- She is always smiling.
- She always smiles.

Ze glimlacht altijd.

- There's always hope.
- One can always hope.

Er is altijd hoop.

- Tom is always lying.
- Tom always lies.

Tom is altijd aan het liegen.

- You are always late.
- You're always late.
- You are always too late.

Je bent altijd te laat.

- Tom is always doing that.
- Tom always does that.
- Tom always does this.

Tom doet dit altijd.

- I will always love you.
- I'll always love you.
- I'll love you always.

Ik zal altijd van je houden.

- It's always been that way.
- It's always been like that.
- That has always been so.
- That was always so.
- It was always like that.

Dat is altijd zo geweest.

- You're always criticizing me!
- You're always criticizing me.

Ge hebt niets dan kritiek op mij!

- He is always punctual.
- He's always on time.

- Hij is altijd op tijd.
- Hij is altijd punctueel.

- Why always me?
- Why is it always me?

Waarom ik altijd?

- I've always liked soccer.
- I always liked soccer.

Ik heb altijd van voetbal gehouden.

- Tom is always sick.
- Tom is always ill.

Tom is altijd ziek.

Not always easy.

Niet altijd eenvoudig.

Why always me?

Waarom ik altijd?

He's always smiling.

Hij glimlacht altijd.

Incentives always help.

Stimuli helpen altijd.

That always helps.

Dat helpt altijd.

He's always busy.

Hij is altijd bezig.

They always complain.

Ze klagen altijd.

I'm always happy.

- Ik ben altijd blij.
- Ik ben altijd gelukkig.

You're always staring.

- Je staart altijd.
- Je bent altijd aan het staren.

She always smiles.

Ze glimlacht altijd.

He's always dissatisfied.

Hij is altijd ontevreden.

They're always fighting.

Ze maken altijd ruzie.

I'm always tired.

Ik ben altijd moe.

You're always singing.

Jij zingt altijd.

There's always hope.

Er is altijd hoop.

You always forget.

- Je vergeet het altijd.
- U vergeet het altijd.
- Jullie vergeten het altijd.

You always sing.

Jij zingt altijd.

You're always complaining!

Gij klaagt altijd maar!

Always at service!

Steeds tot uw dienst!

He's always smoking.

Hij is altijd aan het roken.

This always happens.

Dit gebeurt altijd.

He always loses.

Hij verliest altijd.

He's always mansplaining.

Hij is altijd aan het mansplainen.

We always win.

Wij winnen altijd.

- She always speaks in English.
- She always speaks English.

Ze spreekt altijd Engels.

- You are always late.
- You are always too late.

Je bent altijd te laat.

- My door's always open.
- My door is always open.

Mijn deur is altijd open.

- More is not always better.
- More isn't always better.

Meer is niet altijd beter.

- Tom always speaks in French.
- Tom always speaks French.

Tom spreekt altijd in het Frans.

- I will love you always.
- I'll love you always.

Ik zal altijd van je houden.

- I will always love you.
- I'll love you always.

Ik zal altijd van je houden.

- His clothes always smell bad.
- Her clothes always smell bad.
- Your clothes always smell bad.

- Zijn kleren stinken altijd.
- Zijn kleren ruiken altijd slecht.
- Zijn kleding stinkt altijd.
- Uw kleding stinkt altijd.

- This is always the way it has been.
- It's always been that way.
- It's always been like that.
- That has always been so.
- It's always been like this.
- It's always been this way.

- Dat is altijd zo geweest.
- Zo was het altijd.

- This is always the way it has been.
- It's always been that way.
- It's always been like that.
- That's the way it always was.
- That's how it always was.
- That's how it's always been.

Dat is altijd zo geweest.

- I have always kept my promises.
- I always kept my promises.
- I've always kept my promises.

Ik heb me altijd aan mijn beloften gehouden.