Examples of using "Milan" in a sentence and their dutch translations:
Ik kom uit Milaan.
Je werkt in Milaan.
Ik werk in Milaan.
Ik woon in Milaan.
Milaan is de modehoofdstad van Italiƫ.
Schalke speelt vanavond tegen Inter Milaan.
Hoelang blijft je vriendin Jane nog in Milaan?
Hij wil met mij per trein naar Milaan reizen om een vriendin te bezoeken.
Ook op vrijdag kwam het overal in Europa en in Aziƫ tot protesten. De organisatoren spraken van 200.000 overwegend jongeren, die zich in Milaan bij een mars hadden aangesloten, en nog eens 100.000 in Rome.