Examples of using "Leaving" in a sentence and their dutch translations:
Ik stap op.
- We gaan ervandoor.
- We gaan weg.
Ze gaan.
- We gaan morgen.
- Morgen vertrekken we.
Ben je al weg?
Ik ga nu weg.
- We zullen spoedig vertrekken!
- We gaan zo!
Morgen vertrekken we.
We vertrekken nu.
Ik vertrek vanavond.
Ik verlaat Tatoeba.
Tom gaat weg.
- Ben je weg?
- Zijn jullie weg?
- Bent u weg?
- Gaat u weg?
Ik verlaat Australië.
We gaan niet weg.
Ik zal je niet verlaten.
Ik vertrek volgende week.
We vertrekken nu.
Ik vertrek zondag.
Ik sta op het punt uit te gaan.
We vertrekken vanmiddag.
- We gaan ervandoor.
- We gaan weg.
Ik ga je morgen verlaten.
Tom heeft spijt dat hij Australië heeft verlaten.
Maandag vertrek ik.
We zullen spoedig vertrekken.
We vertrekken morgenochtend vroeg.
Ik vertrek volgende week.
Ik zag Andrea van huis weggaan.
Ik vertrek morgen naar Canada.
Tom gaat toch niet weg?
- Ik ga niet weg zonder jou.
- Ik vertrek niet zonder jou.
We vertrekken over vijf minuten.
De trein zal binnenkort vertrekken.
- Ik ga.
- Ik stap op.
Ik zal je niet verlaten.
Hij verlaat Chicago morgen.
Ga je nu al?
- Ik laat jullie niet alleen.
- Ik verlaat jullie niet.
Ik vertrek vanavond naar Australië.
Morgen vertrekken we naar Frankrijk.
We vliegen maandag vanop Narita.
- Wij verlaten zeker en vast dit land.
- Wij verlaten vast en zeker dit land.
Ik moet mij scheren voor mijn vertrek.
Ik begrijp niet waarom je weggaat.
Ik laat de deur niet open.
We vertrekken overmorgen.
De volgende week vlieg ik naar Chicago.
- We verlaten Japan morgenvoormiddag.
- We verlaten Japan morgen vroeg.
Ik stap op.
Ik zag Tom zijn huis verlaten.
Groot-Brittannië verlaat de Europese Unie.
Wanneer vertrek je naar Boston?
- Ik ga voor een paar dagen de stad uit.
- Ik verlaat de stad voor een paar dagen.
Volgende maand vertrek ik naar Australië.
Ik ga niet weg. Ik kom net aan.
'Ik ga niet weg. Ik kom net aan.'
Ik vertrek voor een aantal dagen.
Wanneer verlaat mijnheer Suzuki Japan?
We gaan ervandoor.
Binnen zes maanden verlaat ze het land.