Examples of using "Laptop" in a sentence and their dutch translations:
Sami's laptop verdween.
Ik zal je een laptop geven.
Ik heb een laptop.
Ik heb een laptop nodig.
Mijn laptop is kapot.
Maria opende haar laptop.
Mijn laptop draait Linux.
Deze laptop is van mij.
Ik heb een Asus laptop.
Kan ik jouw laptop lenen?
Welke laptop heb ik nodig?
Mijn laptop draait Linux.
Ik heb een nieuwe laptop nodig.
Het is handig om een laptop te hebben.
Deze laptop is heel dun.
Waar heb je mijn laptop neergezet?
- Tom vergat zijn laptop mee te nemen.
- Tom is vergeten zijn laptop mee te nemen.
Heb je je laptop bij je?
Ik ging zitten en opende mijn laptop.
Tom deed zijn laptop dicht en stond op.
Tom opende zijn laptop.
Hoe kunt u een laptop hebben, maar geen mobieltje?
Mary heeft altijd haar laptop bij zich.
„Waarom heb je dan een nieuwe laptop gekocht?” — „Ik kon de verleiding niet weerstaan!”
Tom is boos omdat Mary zijn laptop had geleend zonder te vragen.
Ik startte m'n laptop op en liet hem een voorstel voor een boek zien
Ik ging zitten en opende mijn laptop.