Examples of using "Italy" in a sentence and their dutch translations:
Frankrijk grenst aan Italië.
- Italië is niet Griekenland.
- Italië is geen Griekenland.
Ik mis Italië.
Dit is Italië.
Wij zijn in Italië.
Ik kom uit Italië.
Rome ligt in Italië.
Italië ligt in Europa.
Italië is een schiereiland.
Ligt Duitsland in de buurt van Italië?
ZIj komt uit Italië.
Zij komen uit Italië.
Ik blijf in Italië.
Wat gebeurt er in Italië?
Ze is naar Italië gegaan.
Waar ligt Sevilla in Italië?
Mijn broer ging naar Italië.
Hij publiceert boeken in Italië.
Italië viel Ethiopië binnen in 1935.
Ik ben een student uit Italië.
Italië is ver weg van Brazilië.
Italië is een mooi land.
Rusland is groter dan Italië.
Het is altijd zonnig in Italië.
Italië heeft een rijke geschiedenis.
Wanneer keert ge terug naar Italië?
Jaarlijks reizen er veel mensen naar Italië.
terug naar Italië, waarbij hij 15.000 gevangenen nam.
Duitsland was ooit een bondgenoot van Italië.
Deze schoenen zijn gemaakt in Italië.
Wanneer keert ge terug naar Italië?
Ik wil in Italië wonen.
- Speelden ze ooit in Italië?
- Hebben ze ooit in Italië gespeeld?
Italië wordt "Italia" genoemd in het Italiaans.
De hoofdstad van Italië is Rome.
De Etna is een vulkaan in Italië.
Ik zou graag in Italië willen wonen.
Ik ben verschillende keren in Italië geweest.
- Italië is een heel mooi land.
- Italië is een prachtig land.
Ik wil naar Italië gaan.
Ben je ooit in Italië geweest?
Dit product is gemaakt in Italië.
Duitsland heeft een verbond met Italië gesloten.
Deze schoenen zijn gemaakt in Italië.
Ik ben afgelopen zomer naar Italië gereisd.
Parmezaanse kaas komt uit Parma, Italië.
Rome is de hoofdstad van Italië.
Ze ging naar Italië om literatuur te studeren.
Venetië in Italië Een stad gebouwd op het water
Ze ging naar Italië om Italiaans te leren.
Mijn oom heeft een huis in Italië.
Mijn zus is naar Italië vertrokken om te studeren.