Examples of using "Hen" in a sentence and their dutch translations:
De kip heeft tarwe gepikt.
De kip at een regenworm.
Het is kip.
Die vos moet de hen gedood hebben.
- Dat is kip.
- Het is kip.
De kip legt bijna elke dag een ei.
Wat was er het eerst: de kip of het ei?
Hoeveel eieren legt deze hen elke week?
De broedhen heeft een week op de eieren zitten broeden.
De voorraad wild die aan Londen kan worden geleverd, gaat gestaag omhoog. Hudson, de hoofdjachtopziener, werd, zo menen we, gevraagd alle orders te ontvangen voor vliegenpapier en voor de conservatie van uw vrouwtjesfazant.