Examples of using "Dessert" in a sentence and their dutch translations:
- Ik hou van desserts.
- Ik hou van desserten.
Tom wil een dessert.
Vader eet geen dessert.
Wilt u een nagerecht?
Welk dessert moet hij eten?
Tom eet bijna nooit dessert.
Ik denk dat het toetje je wel zal bevallen.
Appels werden als nagerecht geserveerd.
Een uitstekend dessert sloot de maaltijd af.
Gewoonlijk neem ik dessert na het avondeten.
Gewoonlijk neem ik dessert na het middageten.
Wat wil je als nagerecht?
Na het hoofdgerecht komt het nagerecht.
Kan ik u als dessert de fruitsalade aanbevelen?
We hadden mango en kleefrijst als dessert.
Heb je Tom gevraagd om een toetje mee te nemen?
Wil je mijn toetje samen delen?
Terwijl we het dessert proefden, groeide ons verlangen om dat land te bezoeken.
Als je binnen drie minuten je bord niet leeg hebt, krijg je geen toetje.