Examples of using "Angel" in a sentence and their dutch translations:
Je bent een engel!
Ik ben geen engel.
Ze is een engel.
Je bent een engel!
Je bent een engel.
Dank je. Je bent een engel.
Je bent mijn engel.
Tom is een engel.
Tom is geen engel.
Zij is mijn engelbewaarder.
Sami was een engel.
Ze zingt als een engel.
Angela is geen engel.
Ik hou van je, mijn engel.
Een slapend kind lijkt op een engel.
- Hebt u ooit een engel gezien?
- Hebt u al eens een engel gezien?
Wees lief en zet de radio wat zachter.
- Ik hou van jou, schatje.
- Ik hou van je, mijn engel.
Het kleine meisje speelde een engel in het kerstspel.
De zwarte engel spreidde zijn gitzwarte vleugels wijd uit en vloog naar de hemel.
Voordat we klaar zijn, wil ik CESAR BRAVO bedanken en ANGEL GAGO, van AGQ Nutrition, voor het helpen
En de engel zeide tot hen: Vreest niet, want, ziet, ik verkondig u grote blijdschap, die al den volke wezen zal; Namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere, in de stad Davids. En dit zal u het teken zijn: gij zult het Kindeken vinden in doeken gewonden, en liggende in de kribbe. En van stonde aan was er met den engel een menigte des hemelsen heirlegers, prijzende God en zeggende: Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen.