Translation of "Ziek" in Spanish

0.014 sec.

Examples of using "Ziek" in a sentence and their spanish translations:

- Was je ziek?
- Was u ziek?
- Waren jullie ziek?

¿Estabas enfermo?

- U bent ziek!
- Je bent ziek!

- ¡Estás enfermo!
- ¡Estáis enfermos!
- Estás enfermo.

- Tom werd ziek.
- Tom is ziek geworden.

Tom se enfermó.

- Gisteren was ik ziek.
- Ik was ziek gisteren.

- Ayer estaba enfermo.
- Ayer estaba enferma.

Ik werd ziek.

- Me enfermé.
- Me puse enfermo.
- Me puse malo.

Hij is ziek.

Él está enfermo.

Ik was ziek.

- Yo estaba enfermo.
- Estuve enfermo.

Ik ben ziek.

Soy enfermo.

Tom is ziek.

Tom está malo.

Iedereen is ziek.

Todos están enfermos.

Ben je ziek?

- ¿Estás enferma?
- ¿Estás enfermo?

Je bent ziek!

Estás enfermo.

Hij lijkt ziek.

Él se ve enfermo.

Is Tom ziek?

¿Tom está enfermo?

Zij is ziek.

Está enferma.

- Je ziet er ziek uit.
- U ziet er ziek uit.
- Jullie zien er ziek uit.

Pareces enfermo.

- De hond lijkt ziek.
- De hond ziet er ziek uit.

El perro parece enfermo.

- Jammer dat ze ziek is.
- Spijtig dat ze ziek is.

Es una pena que esté enferma.

Hij is erg ziek.

Él está muy enfermo.

Voel je je ziek?

- ¿Te sientes mal?
- ¿Te sientes enfermo?

Hij is niet ziek.

No está enfermo.

Misschien was hij ziek.

Tal vez él estaba enfermo.

Mijn opa is ziek.

Mi abuelo está enfermo.

Ze werd heel ziek.

Ella se puso gravemente enferma.

Haar hart is ziek.

Su corazón está enfermo.

Mijn grootmoeder is ziek.

Mi abuela está enferma.

Oh, ik was ziek.

- Oh, estaba enfermo.
- Oh, estaba enferma.

Hij beschouwt zichzelf ziek.

Él se considera enfermo.

Je bent ernstig ziek.

Estás gravemente enfermo.

Ik ben erg ziek.

Estoy muy enfermo.

Hij was niet ziek.

Él no estaba enfermo.

Wij waren niet ziek.

No estábamos enfermos.

U bent erg ziek.

Él está muy enfermo.

Gisteren was ik ziek.

- Estuve enfermo ayer.
- Ayer estaba enfermo.
- Ayer estaba enferma.

Ik ben niet ziek.

- No estoy enferma.
- No estoy enfermo.
- Yo no estoy enfermo.

Harry werd zwaar ziek.

Harry cayó gravemente enfermo.

Tom is erg ziek.

Tom está muy enfermo.

Voelt gij u ziek?

¿Os sentís mal?

Jouw hart is ziek.

Tu corazón está enfermo.

Tom voelde zich ziek.

Tom se sentía enfermo.

Ben ik echt ziek?

¿De verdad estoy enferma?

Zijn hart is ziek.

Su corazón está enfermo.