Translation of "Bent" in Spanish

- Je bent humeurig.
- Jij bent humeurig.
- Je bent wispelturig.
- Jij bent wispelturig.
- Je bent driftig.
- Jij bent driftig.

- Eres temperamental.
- Eres caprichoso.

- Je bent prachtig!
- Je bent schitterend!
- Je bent beeldschoon!

¡Eres guapísima!

- U bent rijk.
- Je bent rijk.
- Jij bent rijk.

- Eres rico.
- Eres rica.

- U bent ziek!
- Je bent ziek!

- ¡Estás enfermo!
- ¡Estáis enfermos!
- Estás enfermo.

- Je bent ongelofelijk!
- U bent ongelofelijk.

Eres increíble.

- Je bent veranderd.
- U bent veranderd.

Has cambiado.

- Je bent rijk.
- Jij bent rijk.

- Eres rico.
- Eres rica.

- Jij bent ondeugend.
- Je bent gemeen.

Eres malo.

- U bent walgelijk.
- U bent smerig.

Eres repugnante.

- U bent hier.
- Je bent hier.

- Estás aquí.
- Estáis aquí.

- U bent nerveus.
- Jij bent nerveus.

Estás nervioso.

- Je bent onpartijdig.
- U bent onpartijdig.

Eres imparcial.

- Jij bent mooi.
- Je bent mooi.

- Eres hermoso.
- Eres guapa.

- Jij bent degene.
- Jij bent het.

Tú eres aquel.

- Je bent geweldig.
- Je bent fantastisch.

Eres fantástico.

- Je bent slecht.
- Je bent gemeen.

Eres mala.

- Je bent bedrogen.
- Je bent belazerd.

Te han engañado.

- Je bent geel.
- Jij bent geel.

Estás amarillento.

- Je bent mooi.
- Je bent knap.

Eres hermoso.

- Je bent vrij.
- U bent vrij.

Eres libre.

- Je bent een leraar.
- Je bent een lerares.
- Je bent leerkracht.

- Tú eres un profesor.
- Tú eres una profesora.
- Sos profesor.
- Sos una maestra.
- Sos un maestro.

- Jij bent aan de beurt.
- Jij bent.

Te toca a ti.

- Je bent taai.
- Je bent een harde.

Eres duro.

- Je bent beter geworden.
- Je bent hersteld.

Te mejoraste.

- Je bent te vertrouwen.
- Je bent betrouwbaar.

Usted es de fiar.

- Je bent verdikt.
- Je bent dik geworden.

Has engordado.

- Je bent een leraar.
- Je bent leerkracht.

- Tú eres un profesor.
- Tú eres una profesora.
- Sos profesor.
- Eres un maestro.
- Sos una maestra.
- Sos un maestro.

- Jij bent een persoon.
- Je bent iemand.

- Eres humano.
- Tú eres una persona.

- Je bent een lerares.
- Je bent leerkracht.

- Tú eres una profesora.
- Sos una maestra.

- Je bent vast moe.
- Je bent moe, niet?
- Je bent moe, nietwaar?

- Estás cansado, ¿verdad?
- Está cansado, ¿no es así?
- Estáis cansados, ¿verdad?

- U bent rijk.
- Jullie zijn rijk.
- Je bent rijk.
- Jij bent rijk.

- Eres rico.
- Sois ricos.

- Jij bent mijn vijand.
- Je bent mijn vijand.
- U bent mijn vijand.

- Eres mi enemigo.
- Tú eres mi enemigo.
- Eres mi enemiga.
- Tú eres mi enemiga.
- Usted es mi enemigo.
- Usted es mi enemiga.
- Es mi enemigo.
- Es mi enemiga.
- Son mis enemigos.
- Son mis enemigas.
- Ustedes son mis enemigos.
- Ustedes son mis enemigas.
- Sos mi enemigo.
- Sos mi enemiga.
- Vos sos mi enemigo.
- Vos sos mi enemiga.
- Sois mis enemigos.
- Sois mis enemigas.
- Vosotros sois mis enemigos.
- Vosotras sois mis enemigas.

- Jij bent oud.
- U bent oud.
- Jullie zijn oud.
- Je bent oud.

Estás vieja.

- U bent erg moedig.
- Je bent heel moedig.

- Eres muy valiente.
- Usted es muy valiente.
- Sois muy valientes.
- Es usted muy valiente.
- Sos muy valiente.
- Son muy valientes.

- Je bent een vrouw.
- U bent een vrouw.

Eres una mujer.

- Je bent moe, niet?
- Je bent moe, nietwaar?

Estás cansado, ¿verdad?

- U bent mijn held.
- Je bent mijn held.

Eres mi héroe.

- Je bent erg sexy.
- U bent erg sexy.

Eres muy sexy.

- Jij bent een verrader.
- Je bent een verrader.

Eres un traidor.

- Jij bent een hond.
- U bent een hond.

Eres un perro.

- Je bent heel mooi.
- Je bent erg knap.

- Eres muy hermosa.
- Eres muy guapa.
- Estás muy guapa.
- Eres muy bonita.

- Je bent een spion.
- U bent een spion.

Eres un espía.

- Je bent een dief.
- U bent een dief.

Sos un chorro.

- Jij bent mijn favoriet.
- U bent mijn favoriet.

Sos mi favorito.

- U bent een moordenaar.
- Jij bent een moordenaar.

Eres un asesino.

- Je bent een nietsnut.
- Je bent een deugniet.

Eres un inútil.

- Jij bent mijn vader.
- U bent mijn vader.

Tú eres mi padre.

- Jij bent een man.
- U bent een man.

Tú eres un hombre.

- Jij bent mijn koningin.
- U bent mijn koningin.

Eres mi reina.

- Je bent geen flauwerd.
- Je bent geen lafaard.

Tú no eres un cobarde.

"Je bent verantwoordelijk

"Tú eres responsable

Jij bent professor.

- Tú eres un profesor.
- Eres profesor.
- Sos profesor.

Je bent resoluut.

Eres decidido.

Je bent kletsnat.

Estás empapado.

Jij bent ondeugend.

Eres un travieso.

Je bent walgelijk!

¡Eres repugnante!

Bent u verdwaald?

- ¿Te has perdido?
- ¿Os habéis perdido?
- ¿Estás perdido?

Je bent ongelofelijk!

- Eres increíble.
- Son increíbles.

Je bent groot.

Eres grande.

Je bent nat.

Estás mojado.

Je bent belangrijk.

Eres importante.

Je bent ontslagen.

- Estás despedido.
- Está despedido.

Je bent prachtig.

Eres guapísima.

Je bent lui!

¡Eres un vago!

Je bent welkom.

Eres bienvenido.

Je bent speciaal.

Eres especial.

Bent u bang?

¿Tienes miedo?

U bent veranderd.

Has cambiado.

Je bent rijk.

- Eres rico.
- Eres rica.

Jij bent het.

Tú eres aquel.

Je bent goed.

- Eres bueno.
- Sois buenos.
- Estás bien.

Je bent afstotelijk.

Eres repugnante.

Je bent lief.

Son hermosas.

Je bent dronken.

- Estás borracha.
- Estás borracho.

Je bent onweerstaanbaar.

Eres irresistible.

Je bent bang.

Tú tienes miedo.

Je bent dom.

Eres tonto.

Je bent lelijk.

- Sos feo.
- Eres feo.
- Tú eres feo.

Je bent gek.

- Estás loco.
- Estás loca.

Je bent geadopteerd.

Eres adoptada.

Bent u journalist?

¿Eres un periodista?