Translation of "Liegen" in Spanish

0.009 sec.

Examples of using "Liegen" in a sentence and their spanish translations:

- Liegen is verkeerd.
- Liegen is fout.

- Mentir está mal.
- No está bien mentir.

Jullie liegen!

Ustedes están mintiendo.

Ze liegen.

Están mintiendo.

Hij haatte liegen.

Él odiaba mentir.

Niet liegen, liefste.

- No mientas, querida.
- No mientas, querido.

Ze liegen nooit.

Ellos no mienten nunca.

Stop met liegen.

- Dejá de mentir.
- Dejá de bolacear.

We liegen allemaal.

Todos mentimos.

- Jullie liegen!
- Je liegt.

- Estás mintiendo.
- Mientes.
- Ustedes están mintiendo.

Waarom zou hij liegen?

¿Por qué mentiría?

Waarom zou ze liegen?

- ¿Por qué mentiría?
- ¿Por qué iba a mentir?

Hou op met liegen!

¡Para de mentir!

Ik moest weer liegen.

Tuve que mentir de nuevo.

Mensen liegen elke dag.

La gente miente todos los días.

Waarom zou ik liegen?

¿Por qué mentiría?

De cijfers liegen niet.

Las cifras no mienten.

- Lieg niet.
- Niet liegen.

No mintáis.

- Ik kan niet goed liegen.
- Ik ben niet goed in liegen.

- No soy bueno mintiendo.
- No soy bueno para mentir.

Kinderen en dronkaards liegen niet.

Los niños y los borrachos no mienten.

We liegen allemaal tegen onszelf.

Todos nos mentimos a nosotros mismos.

Ik wil niet blijven liegen.

No quiero seguir mintiendo.

- Wij tweeën weten dat jullie tweeën liegen.
- We weten beiden dat jullie allebei liegen.

Nosotros dos sabemos que vosotros dos mentís.

- Je moet ophouden tegen jezelf te liegen.
- U moet ophouden tegen uzelf te liegen.

Debes dejar de mentirte a ti misma.

We kunnen niet zo goed liegen

No somos muy buenos en mentir.

Ze is handig in het liegen.

Ella es una mentirosa muy astuta.

Tom zou nooit liegen tegen Maria.

Tom nunca le mentiría a Mary.

- U liegt!
- Je liegt!
- Jullie liegen!

¡Mientes!

Liegen is een heel slechte gewoonte.

Decir mentiras es un hábito muy malo.

Ik kan tegen jou niet liegen.

A tí no te puedo mentir.

- Tom liegt.
- Tom is aan het liegen.

Tom está mintiendo.

Neen, ik zal nooit liegen tegen hem.

No, nunca le mentiré.

Je had niet tegen me moeten liegen.

No deberías haberme mentido.

Beloofde je niet nooit meer te liegen?

¿Acaso no prometiste no mentir nunca?

- Hij liegt.
- Hij is aan het liegen.

- Él miente.
- Él está mintiendo.
- Está mintiendo.

- Hij is een goede leugenaar.
- Hij kan goed liegen.
- Zij kan goed liegen.
- Zij is een goede leugenaar.

Miente bien.

De waarheid zeggen is veel gemakkelijker dan liegen.

Decir la verdad es mucho más sencillo que mentir.

Hij werd beschuldigd van liegen over die zaak.

Fue culpado por mentir sobre ese asunto.

Bij Johannes komt liegen helemaal niet in aanmerking.

John está arriba mintiendo.

- "Is hij aan het liegen?" "Uiteraard."
- "Liegt hij?" "Uiteraard."

"¿Él está mintiendo?" "Obviamente."

Tom is een te eerlijke jongen om te liegen.

Tom es un chico demasiado honesto para mentir.

Ouders leren aan hun kinderen dat liegen verkeerd is.

Los padres enseñan a sus hijos que está mal mentir.

- Iemand liegt.
- Er liegt iemand.
- Iemand is aan het liegen.

Alguien está mintiendo.

Tom en Maria beweren dat ze nooit tegen elkaar liegen.

Tom y Mary afirman que ellos nunca se mienten el uno al otro.

- Ik denk dat je liegt.
- Ik denk dat u liegt.
- Ik denk dat jullie liegen.

Creo que estás mintiendo.

Hij houdt van haar haar, haar glimlach, haar ogen? Wow, hij kan verdomd goed liegen!

¿Él adora su cabello, su sonrisa, sus ojos? ¡Guau! ¡Miente condenadamente bien!

- Zij beschuldigden hem van liegen.
- Zij betichtten hem van een leugen.
- Zij noemden hem een leugenaar.

Ellos lo acusaron de mentir.

Mensen liegen regelmatig over wat ze in het weekend gedaan hebben zodat hun vrienden niet te weten komen hoe saai ze in werkelijkheid zijn.

La gente a menudo miente acerca de lo que hicieron el fin de semana para que sus amigos no se den cuenta de lo aburridos que en realidad son.