Translation of "Verkeerd" in Spanish

0.006 sec.

Examples of using "Verkeerd" in a sentence and their spanish translations:

- Hij heeft verkeerd geantwoord.
- Hij antwoordde verkeerd.
- Hij gaf een verkeerd antwoord.
- Hij heeft een verkeerd antwoord gegeven.

Él respondió incorrectamente.

Stelen is verkeerd.

Robar es malo.

Het is verkeerd.

Está mal.

- Tom raadde het verkeerd.
- Tom heeft het verkeerd geraden.

Tom adivinó mal.

- Je bent helemaal niet verkeerd.
- U bent helemaal niet verkeerd.

No están equivocados del todo.

- Ik heb het verkeerd gegrepen.
- Ik had het verkeerd begrepen.

Entendí mal.

- Hij heeft niets verkeerd gedaan.
- Zij heeft niets verkeerd gedaan.

No ha hecho nada malo.

Alles wat verkeerd kan worden begrepen, zal verkeerd worden begrepen.

Todo lo que puede ser malentendido será malentendido.

Begrijp me niet verkeerd.

No me malinterpreten.

Je doet het verkeerd.

Lo estás haciendo mal.

Deze getallen zijn verkeerd.

- Estos números son incorrectos.
- Estos números están mal.
- Estos números son erróneos.

We hebben het helemaal verkeerd.

Nos hemos equivocado.

Maar van opzettelijk verkeerd inlichten.

es un acto deliberado de desinformación.

Haar naam was verkeerd gespeld.

- Su nombre fue deletreado mal.
- Deletrearon mal su nombre.

Je hebt niets verkeerd gedaan.

No has hecho nada malo.

Je hebt me verkeerd begrepen.

Me has malentendido.

Deze zin is niet verkeerd.

Esta frase no está incorrecta.

Jullie hebben het allebei verkeerd.

Ambas están equivocadas.

Tom had het verkeerd begrepen.

Tom lo malinterpretó.

Tom heeft Maria verkeerd ingeschat.

Tom juzgó erróneamente a Mary.

Volgens mij is dat verkeerd.

Creo que eso es incorrecto.

Maar als er iets verkeerd gaat ...

Pero, luego, si algo sale mal,

- Dat is fout.
- Het is verkeerd.

- Está mal.
- Es incorrecto.
- Eso es falso.

Wie niets doet, doet niets verkeerd.

Quien nada hace, nada hace mal.

- Liegen is verkeerd.
- Liegen is fout.

- Mentir está mal.
- No está bien mentir.

Hij heeft u misschien verkeerd verstaan.

Quizás él le entendió mal.

Wat hij deed was niet verkeerd.

Lo que él hizo no está mal.

- Ik had dat niet mogen doen. Het was verkeerd.
- Ik had dat niet moeten doen. Het was verkeerd.

No debería haber hecho eso. Estaba mal.

We zijn mannen. We gaan het verkeerd doen.

Somos hombres. Vamos a cometer errores.

De helft van de zogenaamde deskundigen zit dan verkeerd.

La mitad de estos supuestos expertos va a estar equivocado.

Dit is op de een of andere manier verkeerd.

Está mal de alguna manera u otra.

Hij doet er verkeerd aan van aan te dringen.

Hace mal en insistir.

Ouders leren aan hun kinderen dat liegen verkeerd is.

Los padres enseñan a sus hijos que está mal mentir.

Omdat mensen zichzelf ervan overtuigden dat ze niets verkeerd deden.

mientras las personas se convencen de que no están haciendo nada malo.

Haar hand schoot uit en ze sneed de stof verkeerd.

Se le fue la mano y cortó la tela torcida.

- Haar naam was fout gespeld.
- Haar naam was verkeerd gespeld.

- Su nombre fue deletreado mal.
- Deletrearon mal su nombre.

Een deel van de kranten stelde het nieuws verkeerd voor.

Una parte de los periódicos presentó equivocadamente la noticia.

- We zijn verkeerd begonnen.
- We hebben een slechte start gemaakt.

Nos levantamos con el pie incorrecto.

- Dat is niet helemaal verkeerd.
- Dat is niet helemaal onwaar.

Eso no es completamente falso.

Dus leren ze erover van verkeerd geïnformeerde vrienden en al fluisterend.

Así los niños la aprenden de rumores de amigos mal informados.

Hij handelde tegen zijn overtuiging in, en daarom handelde hij verkeerd.

Él actuó en contra de su convicción, y por eso actuó mal.

Ze heeft me verteld dat het verkeerd was om te stelen.

Me ha dicho que no estaba bien robar.

90 procent van wat ze zeggen kan naar jouw mening verkeerd zijn.

90 % de lo que ellos dicen será errado, según su postura personal.

- Wat hij deed was niet fout.
- Wat hij deed was niet verkeerd.

Lo que él hizo no está mal.

- Deze zin is verkeerd.
- Deze zin is onjuist.
- Deze zin is fout.

Esta frase está incorrecta.

- Ik had dat niet mogen doen. Het was verkeerd.
- Ik had dat niet moeten doen. Het was fout.
- Ik had dat niet moeten doen. Het was verkeerd.

No debería haber hecho eso. Fue un error.

- Versta het niet verkeerd: wij beloven niets.
- Begrijp me goed. We beloven niets.

No me malentienda. No estamos prometiendo nada.

- U zult het mis hebben.
- U zult het fout hebben.
- U zult het verkeerd hebben.
- Jullie zullen het mis hebben.
- Jullie zullen het fout hebben.
- Jullie zullen het verkeerd hebben.

Os equivocaréis.

- Alles ging fout.
- Het ging allemaal mis.
- Het ging helemaal verkeerd.
- Het ging allemaal fout.

Todo salió mal.

- U hebt niets verkeerds gedaan.
- Je hebt niets verkeerd gedaan.
- Je hebt niets verkeerds gedaan.

- No ha hecho nada malo.
- No han hecho nada malo.
- No has hecho nada malo.

- Alleen wie niets doet, maakt geen fouten.
- Wie niets doet, niets misdoet.
- Wie niets doet, doet niets verkeerd.

- Quien nada hace, nada hace mal.
- El que no comete ningún error es el que no hace nada.