Translation of "Haatte" in Spanish

Hij haatte liegen.

Él odiaba mentir.

Ze haatte hem.

Ella le odiaba.

Ze haatte vleermuizen.

Ella odiaba los murciélagos.

Ik haatte Boston.

Me disgustaba Boston.

Tom haatte Maria.

Tom odiaba a Mary.

Ze haatte haar echtgenoot.

Ella odiaba a su marido.

Hitler haatte de joden.

Hitler odiaba a los judíos.

James Madison haatte het idee.

A James Madison le aborreció la idea.

Maar - sorry, papa - als kind haatte ik hem hiervoor.

Pero, lo siento, papá, de niño me enojaba por eso,

- Hij hield niet van school.
- Hij haatte de school.

Odiaba la escuela.

Ik haatte je, ik haat je en ik zal je haten.

Te odié, te odio y te odiaré.

- Hij verachtte mensen van zijn eigen soort.
- Hij haatte mensen van zijn eigen soort.

Él odiaba a los de su propia especie.