Translation of "Gedaan" in Portuguese

0.050 sec.

Examples of using "Gedaan" in a sentence and their portuguese translations:

Gedaan.

Feito.

Goed gedaan.

Bom trabalho.

Graag gedaan.

- De nada.
- Aqui está.

- "Bedankt." "Graag gedaan."
- "Dank je." "Graag gedaan."

- "Obrigado." "De nada."
- Obrigado! - De nada!
- ''Obrigado.'' ''De nada.''

- Heeft u het gedaan?
- Hebben jullie het gedaan?

- Vocês o fizeram?
- Você o fez?

- Ik heb niets gedaan.
- Ik heb niks gedaan.

Não fiz nada.

- Dit heeft u gedaan.
- Dit heb jij gedaan.

Você fez isso.

- Dit moet gedaan worden.
- Dit moet worden gedaan.

É necessário que isso seja feito.

Goed gedaan, jij.

Bom trabalho!

"Bedankt." "Graag gedaan."

- "Obrigado." "De nada."
- "Obrigada." "Disponha."
- "Obrigado." "Por nada."
- Obrigada. Por nada.

Goed gedaan, kerel!

Bom trabalho, cara!

- Wat hebt ge vandaag gedaan?
- Wat heb je vandaag gedaan?
- Wat heeft u vandaag gedaan?
- Wat hebben jullie vandaag gedaan?

- O que você fez hoje?
- O que vocês fizeram hoje?
- O que você tem feito hoje?
- O que vocês têm feito hoje?

- Wat hebt ge gisteren gedaan?
- Wat heb je gisteren gedaan?
- Wat heeft u gisteren gedaan?
- Wat hebben jullie gisteren gedaan?

O que você fez ontem?

- Wat heb je gisteren gedaan?
- Wat heeft u gisteren gedaan?
- Wat hebben jullie gisteren gedaan?

O que você fez ontem?

- Waarom heeft u dit gedaan?
- Waarom heb je dit gedaan?

Por que você fez isso?

- Goed werk!
- Mooi gedaan!
- Goed zo!
- Goed gedaan!
- Chapeau!
- Bravo!

- Parabéns!
- Bom trabalho!
- Bem feito!

- Ik heb dat al gedaan.
- Dat heb ik al gedaan.

- Já o fiz.
- Eu já fiz.
- Já fiz isso.

- Wat hebben we verkeerd gedaan?
- Wat hebben we fout gedaan?

O que nós fizemos de errado?

Goed werk. Goed gedaan.

Bom trabalho!

Gemakkelijker gezegd dan gedaan.

É mais fácil dizer do que fazer.

- Graag gedaan.
- Geen dank.

- De nada.
- Com prazer.

Wat heb je gedaan?

- O que você fez?
- Que fizeste?
- Que foi que você fez?
- O que foi que vocês fizeram?

Wie heeft dat gedaan?

Quem foi que fez isso?

Mijn werk is gedaan.

Meu trabalho está terminado.

- Graag gedaan.
- Alsjeblieft.
- Alsjeblief.

- Por favor!
- Por obséquio!

- Goed gedaan!
- Chapeau!
- Bravo!

- Gostei.
- Assim é que é!

Wat heeft hij gedaan?

- Que ele fez?
- O que ele fez?

Niemand heeft iets gedaan.

Ninguém fez nada.

- Chapeau!
- Bravo!
- Goed gedaan.

- Bravo!
- Bem feito!

Ik heb niks gedaan.

Não fiz nada.

Heb je dat gedaan?

- Você fez isso?
- Você fez aquilo?
- Foi você que fez isso?
- Foi você quem fez isso?

Zo gezegd, zo gedaan.

Dito e feito.

Jij hebt ’t gedaan!

Você o fez!

- Graag gedaan.
- Helemaal niet.

Ele não é nada.

- Graag gedaan.
- Geen probleem.

- Sem problemas.
- Nenhum problema.
- Sem problema.
- Problema nenhum.

"Dank je." "Graag gedaan."

- "Obrigado." "De nada."
- "Obrigado." "Por nada."
- Obrigado! - De nada!

- Ik heb het net gedaan.
- Ik heb het nu net gedaan.

Acabo de fazê-lo.

- "Bedankt." "Graag gedaan."
- "Dank u." "Geen dank."
- "Dank je." "Graag gedaan."

- "Obrigado." "De nada."
- "Obrigada." "Disponha."
- ''Obrigado.'' ''De nada.''

- Wat hebt ge gisteravond gedaan?
- Wat heb je afgelopen nacht gedaan?

- O que você fez noite passada?
- Que é que você fez ontem à noite?

- Wie heeft dat volgens jou gedaan?
- Wie heeft dat volgens u gedaan?
- Wie heeft dat volgens jullie gedaan?

Quem você acha que fez isto?

- Het werk is half gedaan.
- Het werk is voor de helft gedaan.

O trabalho está pela metade.

- Ik zou het niet gedaan hebben.
- Ik zou dat niet hebben gedaan.

- Eu não teria feito.
- Eu não o teria feito.
- Eu não teria feito isso.
- Não teria feito isso.

- Weet hij wat gij gedaan hebt?
- Weet hij wat je hebt gedaan?

Ele sabe o que você fez?

- Graag gedaan.
- Tot uw dienst.
- Niets te danken!
- Graag gedaan!
- Geen dank.

De nada!

Er moet wat gedaan worden!

Algo deve ser feito.

Waarom heb ik het gedaan?

Por que eu fiz isso?

Waarom heeft ze dat gedaan?

Por que ela fez isso?

Wat heeft hij vandaag gedaan?

O que ele fez hoje?

Wat heb je vanochtend gedaan?

O que você fez hoje pela manhã?

Hoe heeft zij dat gedaan?

Como ela fez isto?

Hoe heeft hij dat gedaan?

Como ele fez isto?

Je hebt niets verkeerd gedaan.

Você não fez nada de errado.

Je hebt het weer gedaan.

- Você fez isso de novo.
- Vocês fizeram isso de novo.

Je hebt je best gedaan.

- Você fez o melhor que pôde.
- Você fez o máximo possível.
- Você fez tudo o que estava ao seu alcance.
- Você fez o seu melhor.

Wat zou u gedaan hebben?

O que você teria feito?

Je hebt dit expres gedaan!

Você fez isso intencionalmente.

Waarom heb je dit gedaan?

Por que você fez isso?

Heb je je huiswerk gedaan?

Você fez as tarefas?

Hij heeft het zelf gedaan.

- Ele mesmo o fez.
- Ele o fez sozinho.
- Ele fez isso sozinho.

Wat hebt ge vandaag gedaan?

O que vocês fizeram hoje?

Ik heb nog niets gedaan.

Eu ainda não fiz nada.

- Graag gedaan.
- Tot uw dienst.

- De nada.
- Não tem de quê.
- De nada!

Dat heb ik niet gedaan.

Não fiz isso.

Jong geleerd is oud gedaan.

- O pendor infantil fica até o fim.
- O pendor infantil vai até o fim.

Ik heb dat al gedaan.

Eu já fiz isso.

Hoe hebben ze dat gedaan?

Como eles fizeram isto?

Wat heb je vandaag gedaan?

- O que você fez hoje?
- O que vocês fizeram hoje?

Waarom heeft hij zoiets gedaan?

Por que ele fez tal coisa?

Tom heeft het niet gedaan.

- Tom não fez isso.
- Tom não fazia isso.

Hij heeft het niet gedaan.

Ele não o fez.

Heb jij nog niks gedaan?

- Você ainda não fez nada?
- Não fizeste nada ainda?

Tom heeft me pijn gedaan.

Tom me machucou.

- Ik heb dat niet met opzet gedaan.
- Ik heb het niet opzettelijk gedaan.

Eu não fiz por querer.