Translation of "Zenuwachtig" in Italian

Ze werden zenuwachtig.

- Diventarono nervose.
- Loro diventarono nervose.

- Ben je zenuwachtig?
- Ben je nerveus?
- Bent u zenuwachtig?
- Zijn jullie zenuwachtig?
- Bent u nerveus?
- Zijn jullie nerveus?

- Sei nervoso?
- Sei nervosa?
- È nervoso?
- È nervosa?
- Siete nervosi?
- Siete nervose?

Ik ben een beetje zenuwachtig.

- Sono un po' nervoso.
- Io sono un po' nervoso.

Ik ben altijd erg zenuwachtig.

- Sono sempre molto nervoso.
- Io sono sempre molto nervoso.

- Tom lijkt nerveus.
- Tom lijkt zenuwachtig.
- Tom ziet er zenuwachtig uit.
- Tom ziet er nerveus uit.
- Tom kijkt zenuwachtig.
- Tom kijkt nerveus.

Tom sembra nervoso.

Bill is zenuwachtig voor het examen.

Bill è nervoso per l'esame.

- Ze werden zenuwachtig.
- Ze werden nerveus.

- Sono diventati nervosi.
- Loro sono diventati nervosi.
- Sono diventate nervose.
- Loro sono diventate nervose.
- Diventarono nervose.
- Loro diventarono nervose.
- Diventarono nervosi.
- Loro diventarono nervosi.

- Ik ben nerveus.
- Ik ben zenuwachtig.

- Sono nervoso.
- Io sono nervoso.
- Sono nervosa.
- Io sono nervosa.

- Tom was nerveus.
- Tom was zenuwachtig.

Tom era nervoso.

Ik werd zenuwachtig op het toneel.

- Sono diventato nervoso sul palco.
- Io sono diventato nervoso sul palco.
- Sono diventata nervosa sul palco.
- Io sono diventata nervosa sul palco.
- Diventai nervoso sul palco.
- Io diventai nervoso sul palco.
- Diventai nervosa sul palco.
- Io diventai nervosa sul palco.

- Ze worden nerveus.
- Ze worden zenuwachtig.

- Si innervosiscono.
- Loro si innervosiscono.

Tom ging zenuwachtig de kamer binnen.

Tom entrò nella stanza nervosamente.

- Tom lijkt nerveus.
- Tom lijkt zenuwachtig.

Tom sembra nervoso.

- Is Tom nerveus?
- Is Tom zenuwachtig?

Tom è nervoso?

- Ik werd nerveus.
- Ik werd zenuwachtig.

- Mi sono innervosito.
- Io mi sono innervosito.
- Mi sono innervosita.
- Io mi sono innervosita.

- Ik was nerveus.
- Ik was zenuwachtig.

- Ero nervoso.
- Io ero nervoso.
- Ero nervosa.
- Io ero nervosa.

- Tom klinkt nerveus.
- Tom klinkt zenuwachtig.

Tom sembra nervoso.

Tom is zenuwachtig, maar Maria niet.

- Tom è nervoso, ma Mary non lo è.
- Tom è nervoso, però Mary non lo è.
- Tom è nervoso, ma Mary no.
- Tom è nervoso, però Mary no.

- Ben je niet zenuwachtig?
- Ben je niet nerveus?
- Bent u niet nerveus?
- Bent u niet zenuwachtig?
- Zijn jullie niet nerveus?
- Zijn jullie niet zenuwachtig?

- Non sei nervoso?
- Non sei nervosa?
- Non è nervoso?
- Non è nervosa?
- Non siete nervosi?
- Non siete nervose?

- Tom ziet er heel zenuwachtig uit.
- Tom ziet er heel nerveus uit.
- Tom kijkt heel nerveus.
- Tom kijkt heel zenuwachtig.
- Tom lijkt heel nerveus.
- Tom lijkt heel zenuwachtig.

Tom sembra molto nervoso.

- Ik ben zo nerveus.
- Ik ben zo zenuwachtig.

- Sono così nervoso.
- Io sono così nervoso.
- Sono così nervosa.
- Io sono così nervosa.

- Tom is ook nerveus.
- Tom is ook zenuwachtig.

Anche Tom è nervoso.

- Ik ben niet nerveus.
- Ik ben niet zenuwachtig.

- Non sono nervoso.
- Io non sono nervoso.
- Non sono nervosa.
- Io non sono nervosa.

- Ik ben nu nerveus.
- Ik ben nu zenuwachtig.

- Sono nervoso ora.
- Sono nervosa ora.
- Sono nervoso adesso.
- Sono nervosa adesso.

- Ik ben heel zenuwachtig.
- Ik ben heel nerveus.

- Sono molto nervoso.
- Io sono molto nervoso.
- Sono molto nervosa.
- Io sono molto nervosa.

- Tom is altijd nerveus.
- Tom is altijd zenuwachtig.

Tom è sempre nervoso.

- Tom was heel nerveus.
- Tom was heel zenuwachtig.

Tom era molto nervoso.

- Ik was zo nerveus.
- Ik was zo zenuwachtig.

- Ero così nervoso.
- Ero così nervosa.

Ik ben altijd zenuwachtig voor ik in een vliegtuig stap.

Sono sempre nervoso prima di imbarcarmi su un volo.

Ik word altijd een beetje zenuwachtig als ik mijn hand in een gat steek.

Mi innervosisce sempre mettere le mani in un buco.