Translation of "Zomer" in German

0.016 sec.

Examples of using "Zomer" in a sentence and their german translations:

- De zomer komt eraan.
- Het wordt zomer.

Der Sommer kommt.

De zomer is voorbij.

- Der Sommer ist vorbei.
- Der Sommer ist zu Ende.

De zomer is hier.

Der Sommer ist da.

De zomer kwam vroeg.

Der Sommer ist früh da.

Wanneer begint de zomer?

Wann fängt der Sommer an?

Geniet van de zomer!

Genießt den Sommer!

- Ik houd niet van de zomer.
- Ik hou niet van de zomer.

Ich mag den Sommer nicht.

Hou je van de zomer?

- Mögen Sie den Sommer?
- Mögt ihr den Sommer?

Ik hou van de zomer.

Ich liebe den Sommer.

Tom bezocht afgelopen zomer Australië.

Tom war vergangenen Sommer in Australien.

Ik wou deze zomer werken.

Ich wollte diesen Sommer arbeiten.

- Het concert zal de volgende zomer plaatshebben.
- Het concert vindt de volgende zomer plaats.

Das Konzert findet im nächsten Sommer statt.

Ga je deze zomer ergens naartoe?

- Gehst du diesen Sommer irgendwo hin?
- Fährst du diesen Sommer irgendwo hin?

Eén zwaluw maakt nog geen zomer.

- Eine Schwalbe macht noch keinen Frühling.
- Eine Schwalbe macht noch keinen Sommer.

Ze zwemt graag in de zomer.

Im Sommer geht sie gerne schwimmen.

Vorige zomer heeft het veel geregend.

Vergangenen Sommer hat es viel geregnet.

Deze zomer zal ik dikwijls zwemmen.

Ich werde diesen Sommer viel schwimmen gehen.

Volgende zomer wil ik naar Hawaï.

Im nächsten Sommer will ich nach Hawaii.

Ik houd niet van de zomer.

Ich mag den Sommer nicht.

Helaas is de Scandinavische zomer kort.

Leider ist der skandinavische Sommer kurz.

Dit zal een bijzondere zomer worden.

Das wird ein besonderer Sommer werden.

De zomer in Berlijn was mooi.

Der Sommer in Berlin war schön.

Ik ga deze zomer naar Londen.

Ich fahre diesen Sommer nach London.

In de zomer is het warm.

Der Sommer ist heiß.

Tijdens een dieptepunt in de voorgaande zomer,

Während eines Tiefpunkts letzten Sommer,

Maar hartje zomer zijn de nachten kort.

Aber im Hochsommer sind die Nächte kurz.

Spijtig genoeg is de Scandinavische zomer kort.

Leider ist der skandinavische Sommer kurz.

Deze zomer ben ik twee kilo aangekomen.

Diesen Sommer habe ich zwei Kilogramm zugenommen.

Ik ga elke zomer naar het platteland.

- Ich fahre jeden Sommer aufs Land raus.
- Ich fahre jeden Sommer aufs Land.

Het was een koude zomer dit jaar.

Es war in diesem Jahr ein kalter Sommer.

In de zomer baad ik elke ochtend.

Im Sommer nehme ich jeden Morgen ein Bad.

Ik hou het meest van de zomer.

Der Sommer gefällt mir am besten.

Ik ga deze zomer naar het buitenland.

Ich gehe diesen Sommer ins Ausland.

In de zomer is de luchtvochtigheid groot.

Im Sommer ist die Luftfeuchtigkeit sehr hoch.

Deze zomer ben eindelijk naar Engeland geweest.

Diesen Sommer bin ich endlich nach England gefahren.

Heb je ooit een Japanse zomer meegemaakt?

- Hast du schon einmal einen japanischen Sommer erlebt?
- Hast du schon einmal einen Sommer in Japan erlebt?

Hij surft iedere dag tijdens de zomer.

Während des Sommers surft er jeden Tag.

Ik ging naar Bali in de zomer.

Ich war diesen Sommer auf Bali.

- Ik weet dat je vorige zomer in Boston was.
- Ik weet dat u vorige zomer in Boston was.
- Ik weet dat jullie vorige zomer in Boston waren.

Ich weiß, dass du im letzten Sommer in Boston warst.

Tijdens de zomer ging ik meestal naar Miami.

Im Sommer bin ich immer nach Miami gefahren.

Ik eet graag koude aardappelsla in de zomer.

Im Sommer esse ich gerne kalten Kartoffelsalat.

De zomer was voorbij voordat ik het besefte.

Der Sommer war vorbei, bevor ich mich zurechtgefunden habe.

Deze zomer maak ik een fietstocht door Europa.

Diesen Sommer mache ich eine Fahrradtour durch Europa.

Waar wil je van de zomer heen gaan?

Wo willst du diesen Sommer hingehen?

Het is hier heel warm in de zomer.

Es ist sehr warm hier im Sommer.

We hebben weinig zonnige dagen gehad deze zomer.

Wir hatten diesen Sommer wenige Sonnentage.

De lente was voorbij en de zomer begon.

Der Frühling ist vorüber und der Sommer hat begonnen.

We hebben niet veel bezoekers gehad, deze zomer.

Wir hatten diesen Sommer nicht viel Besuch.

De lente is voorbij en de zomer begint.

- Der Frühling ist vergangen und der Sommer beginnt.
- Vorbei ist der Frühling, der Sommer beginnt.

Met jou is het hele jaar door zomer.

Mit dir ist das ganze Jahr über Sommer.

Ik logeerde bij mijn oom tijdens de zomer.

Ich habe den Sommer bei meinem Onkel verbracht.

In de zomer zwem ik vaak in de zee.

Im Sommer gehe ich oft an den Strand zum Schwimmen.

In de zomer reist ze niet altijd naar Frankrijk.

Sie macht nicht immer im Sommer eine Reise nach Frankreich.

Ik wil weten wat je deze zomer gedaan hebt.

Ich will wissen, was ihr diesen Sommer getan habt.

In de zomer draag ik shirts met korte mouwen.

Im Sommer trage ich kurzärmelige Hemden.