Translation of "Trots" in French

- Ik was zeer trots.
- Ik was erg trots.

- J'étais très fier.
- J'étais très fière.

Ik ben trots.

Je suis fière.

- Ik ben trots op je.
- Ik ben trots op u.
- Ik ben trots op jullie.
- Ik ben trots op jou.

Je suis fier de toi.

- Ik ben trots op je.
- Ik ben trots op u.
- Ik ben trots op jullie.

Je suis fier de toi.

- Tom is trots op jou.
- Tom is trots op u.

- Tom est fier de toi.
- Tom est fier de vous.

Wees trots op jezelf.

- Soyez fier de vous.
- Soyez fière de vous.
- Soyez fiers de vous.
- Soyez fières de vous.
- Sois fier de toi.
- Sois fière de toi.

- Ik ben trots op jullie allen.
- Ik ben trots op jullie.

- Je suis fière de vous tous.
- Je suis fière de vous toutes.
- Je suis fier de vous tous.
- Je suis fier de vous toutes.

- We zijn allen trots op jou.
- We zijn allen trots op u.

- Nous sommes tous fiers de toi.
- Nous sommes tous fiers de vous.

- Keiko is trots op haar familie.
- Keiko is trots op haar gezin.

Keiko est fière de sa famille.

Ik ben trots op jullie.

Je suis fier de toi.

Ben je trots op jezelf?

- Es-tu fière de toi ?
- Es-tu fier de toi ?
- Êtes-vous fière de vous ?
- Êtes-vous fières de vous ?
- Êtes-vous fier de vous ?
- Êtes-vous fiers de vous ?

Ik ben daar trots op.

- Je suis fier de ça.
- Je suis fière de cela.

Tom is trots op u.

Tom est fier de vous.

Tom is trots op jou.

Tom est fier de toi.

- Ik ben zeer trots op mijn zoon.
- Ik ben heel trots op mijn zoon.

Je suis très fier de mon fils.

- Je zou trots op jezelf moeten zijn.
- Jullie zouden trots op jezelf moeten zijn.

- Vous devriez être fiers de vous.
- Vous devriez être fières de vous.

Hij is trots op zijn zoon.

Il est fier de son fils.

Ze is trots op haar zoon.

Elle est fière de son fils.

Ze is trots op haar dochter.

Elle est fière de sa fille.

Ik ben trots op zijn eerlijkheid.

Je suis fier de son honnêteté.

Ik ben trots op mijn nederigheid.

Je suis fier de mon humilité.

Ik ben echt trots op je.

- Je suis réellement fier de toi.
- Je suis réellement fier de vous.
- Je suis réellement fière de toi.
- Je suis réellement fière de vous.

Engeland is trots op zijn poëten.

L'Angleterre est fière de ses poètes.

Ik ben trots op mijn kinderen.

- Je suis fière de mes enfants.
- Je suis fier de mes enfants.

Ik ben trots op mijn schoenen.

Je suis fière de mes chaussures.

Pappa is trots op zijn auto.

Papa est fier de sa voiture.

Geluk maakt trots, ongeluk maakt wijs.

La chance rend orgueilleux, la malchance rend sage.

We zijn erg trots op je!

- Nous sommes très fiers de toi.
- Nous sommes très fiers de vous.

Ik ben trots op mijn zoon.

Je suis fier de mon fils.

Mijn ouders waren trots op mij.

- Mes parents furent fiers de moi.
- Mes parents ont été fiers de moi.
- Mes parents étaient fiers de moi.

We zijn er niet trots op.

Nous n'en sommes pas fiers.

Ik was trots op mijn vrouw.

J’étais fier de ma femme.

Ik ben trots op mijn school.

Je suis fier de mon école.

Thomas was trots op zijn prestatie.

Thomas était fier de son exploit.

- Tom moet heel fier zijn.
- Tom moet zeer trots zijn.
- Tom moet erg trots zijn.

- Tom doit être fier comme un coq.
- Tom doit être très fier.

...en ik ben trots op je keuzes.

Je suis fier des choix que vous avez faits.

Zij was heel trots op haar vader.

Elle était très fière de son père.

Hij kan trots zijn op zijn vader.

Il peut être fier de son père.

Je zou trots op jezelf moeten zijn.

- Vous devriez être fier de vous.
- Vous devriez être fière de vous.

Mijn ouders zullen trots op me zijn.

Mes parents peuvent être fiers de moi.

Mijn familie is erg trots op me.

Ma famille est très fière de moi.

Ik ben zeer trots op mijn vader.

- Je suis très fière de mon père.
- Je suis très fier de mon père.

Wees niet zo trots gediplomeerd te zijn.

Ne sois pas si fier d'être diplômé.

- Ik ben trots om met je samen te werken.
- Ik ben trots om met jou samen te werken.

Je suis fier de travailler avec vous.

Kan ik jullie enthousiast en vol trots vertellen

je suis ravi et fier de partager avec vous

De mensen in Brazilië waren trots op hem.

Les gens au Brésil étaient fiers de lui.

Ze is altijd trots op haar academische achtergrond.

Elle tire toujours gloire de sa formation universitaire.

Tom zou erg trots op je geweest zijn.

Tom aurait été très fier de vous.

Ik ben trots om een Bourgondiër te zijn.

Je suis fier d'être un Bourguignon.

Tom en ik zijn trots op onze zoon.

Tom et moi sommes fiers de notre fils.

Ik ben trots om een leraar te zijn.

Je suis fier d'être enseignant.

Ik ben er trots op dat mijn geboortestad Oslo

J'ai la fierté de voir que ma ville natale, Oslo,

Maar ik ben ook ongelooflijk trots op dit dier...

Mais au-delà de ça, j'éprouvais une grande fierté pour cet animal

New Yorks musea zijn de trots van de stad.

Les musées new-yorkais sont la fierté de la ville.

Waarom ben je godverdomme altijd zo trots op jezelf?

Pourquoi tu fais toujours le malin, comme ça ?

De Kabylen zijn trots op hun cultuur en taal.

Les Kabyles sont fiers de leur culture et de leur langue.

Hij is trots dat zijn vader een beroemde wetenschapper was.

Il est fier de ce que son père était un grand scientifique.

Ze was te trots om hem om hulp te vragen.

Elle était trop fière pour lui demander de l'aide.

We zijn heel trots op wat we hebben weten te bereiken.

Nous sommes très fiers de ce que nous avons été capables d'accomplir.