Translation of "Huwelijk" in French

0.005 sec.

Examples of using "Huwelijk" in a sentence and their french translations:

- Hun huwelijk vindt morgen plaats.
- Morgen is hun huwelijk.

Leur mariage a lieu demain.

- Hij vroeg haar ten huwelijk.
- Zij vroeg hem ten huwelijk.

- Il l'a demandée en mariage.
- Elle l'a demandé en mariage.

Ons huwelijk is over.

- Notre mariage est fini.
- Notre mariage a pris fin.

Het huwelijk verandert mensen.

Le mariage change les gens.

Morgen is hun huwelijk.

Leur mariage a lieu demain.

Het huwelijk is een loterij.

Le mariage est une loterie.

Hun huwelijk vindt morgen plaats.

Leur mariage a lieu demain.

Ik ben tegen het huwelijk.

Je suis contre le mariage.

Hij vroeg haar ten huwelijk.

Il l'a demandée en mariage.

Een snel huwelijk is zelden geslaagd.

Un mariage précipité est rarement un succès.

Heeft hij jou ten huwelijk gevraagd?

- T'a-t-il demandé en mariage ?
- T'a-t-il demandée en mariage ?

Het huwelijk is niet iets waarvoor jongeren zich interesseren.

- Le mariage n'est pas un sujet qui intéresse les jeunes.
- Le mariage n'est pas quelque chose qui intéresse les jeunes.

Je moet eraan werken om je huwelijk te redden.

Il vous faut œuvrer à sauver votre mariage.

Het huwelijk is de belangrijkste oorzaak van alle echtscheidingen.

Le mariage est la cause principale de tous les divorces.

Een huwelijk behoort wederzijds en oneindig leerzaam te zijn.

Le mariage doit être une éducation mutuelle et infinie.

Hij raapte al zijn moed bij elkaar en vroeg haar ten huwelijk.

Il rassembla son courage et la demanda en mariage.

Ik zou liever sterven dan mijn maagdelijkheid op te geven voor het huwelijk.

Je préfère mourir plutôt que de renoncer à ma virginité avant le mariage.

Tom leunde tegen een boom en begon ertegen over zijn huwelijk te praten.

Tom s'appuya contre un arbre et commença à parler de son mariage.

- Het mooie meisje is trouwrijp.
- Het mooie meisje is klaar voor het huwelijk.

La belle jeunette est bonne à marier.

Het is de burgemeester die het huwelijk tussen de twee jonge mensen zal voltrekken.

C'est le maire qui va marier les deux jeunes personnes.

- Ik wil je niet ten huwelijk vragen!
- Ik wil niet om je hand vragen!

Je ne veux pas demander ta main !

Het is me gelukt om de goedkeuring van mijn ouders te krijgen voor mijn huwelijk.

J'ai pu obtenir le consentement de mes parents pour mon mariage.

Het was voor iedereen duidelijk dat het huwelijk vroeg of laat op een scheiding zou uitdraaien.

Il était évident pour tout le monde que le mariage finirait tôt ou tard par un divorce.

Het huwelijk is een ding, liefde een ander. De liefde gaat voorbij en de echtgenoot blijft.

Le mariage est une chose et l'amour en est une autre. L'amour passe et le mari reste.

- Deze eindeloze zakenreizen vertellen veel over zijn huwelijk.
- Die eindeloze zakenreizen zeggen heel wat over zijn huwelijksleven.

- Ces interminables voyages d'affaires se font ressentir sur son mariage.
- Ces interminables voyages d'affaires pèsent sur son mariage.

Als je wilt dat dit huwelijk werkt, zul je moeten kiezen tussen tijd met me doorbrengen en de hele tijd werken.

Si tu veux que ce mariage marche, tu devras choisir entre passer du temps avec moi et travailler tout le temps.

Mannen worden als bijzonder woest beschouwd en zo ook tijgers; maar noch de tijgers, noch de adders, noch de diplomaten, noch de mensen van justitie, noch de beulen, noch de koningen kunnen, in hun grootste gruwelijkheden, tippen aan de wrede en vergiftigde zoetheid, de brute minachting die de jongedames van elkaar verduren, wanneer sommigen geloven dat ze superieur zijn aan anderen in geboorte, in fortuin, in sierlijkheid en als het gaat om huwelijk, voorrang, kortom de duizend rivaliteiten tussen vrouwen.

Les hommes passent pour être bien féroces et les tigres aussi ; mais ni les tigres, ni les vipères, ni les diplomates, ni les gens de justice, ni les bourreaux, ni les rois ne peuvent, dans leurs plus grandes atrocités, approcher des cruautés douces, des douceurs empoisonnées, des mépris sauvages des demoiselles entre elles quand les unes se croient supérieures aux autres en naissance, en fortune, en grâce, et qu’il s’agit de mariage, de préséance, enfin des mille rivalités de femme.