Translation of "Vertrekken" in English

0.129 sec.

Examples of using "Vertrekken" in a sentence and their english translations:

- Jullie mogen vertrekken.
- Zij mogen vertrekken.

You may go.

Je mag vertrekken.

- You are allowed to go.
- You may go.
- You're free to go.
- You are free to go.
- You're allowed to go.

We vertrekken vanmiddag.

We're leaving this afternoon.

Morgen vertrekken we.

We're leaving tomorrow.

We vertrekken nu.

- We're leaving now.
- We're going now.
- We'll be leaving now.

We vertrekken overmorgen.

We're leaving the day after tomorrow.

Jullie mogen vertrekken.

You may go.

Ik zou vertrekken.

I'd leave.

Ik zal vertrekken.

I'll leave.

- Morgen vertrekken we naar Frankrijk.
- Morgen vertrekken wij naar Frankrijk.

- Tomorrow we're leaving for France.
- Tomorrow we're heading to France.

Laten we morgenochtend vertrekken.

Let's leave tomorrow morning.

We moeten vroeg vertrekken.

We must leave early.

We vertrekken morgen namiddag.

We leave tomorrow afternoon.

We gaan morgen vertrekken.

- We are going to leave tomorrow.
- We're going to leave tomorrow.

We vertrekken zonder hem.

We'll leave without him.

Ik moet onmiddellijk vertrekken.

- I must go right away.
- I must go at once.

Hij kan morgen vertrekken.

He can leave tomorrow.

Wij moeten onmiddellijk vertrekken.

We need to leave immediately.

We vertrekken morgenochtend vroeg.

- We are leaving early tomorrow morning.
- We're leaving early tomorrow morning.

Tom kan morgen vertrekken.

Tom can leave tomorrow.

Jullie moeten nu vertrekken.

You guys have to leave now.

Ga je morgen vertrekken?

- Are you leaving tomorrow?
- Will you leave tomorrow?
- Are you going to leave tomorrow?
- Will you be leaving tomorrow?

We zouden graag vertrekken.

We'd like to leave.

Ik zou beter vertrekken.

I should leave.

Ik zal overmorgen vertrekken.

I'll be leaving the day after tomorrow.

Moet je vandaag vertrekken?

Do you need to leave today?

Tom zal overmorgen vertrekken.

Tom will be leaving the day after tomorrow.

We kunnen nu vertrekken.

We can leave now.

Tom zal morgen vertrekken.

Tom will leave tomorrow.

Hij moet nu vertrekken.

He has to leave right now.

Wanneer moet je vertrekken?

- When do you have to leave?
- When do you have to go?

We zullen spoedig vertrekken.

We're leaving here soon.

We hadden vroeger moeten vertrekken.

- We should have set off earlier.
- We should have departed earlier.
- We should've departed earlier.
- We should've set off earlier.

Hun vliegtuig zal spoedig vertrekken.

Their plane will soon take off.

Niemand mag vertrekken zonder toestemming.

No one is to leave without permission.

Jullie kunnen nog niet vertrekken.

You guys can't leave yet.

Mag ik vandaag vroeg vertrekken?

May I leave early today?

Je moet nu niet vertrekken.

You must not leave right now.

Hij heeft ons laten vertrekken.

He let us go.

We vertrekken over vijf minuten.

We're leaving in five minutes.

De trein zal binnenkort vertrekken.

The train is leaving soon.

Je kan nog niet vertrekken.

You can't leave yet.

Een trein zal binnenkort vertrekken.

A train is going to leave soon.

Ik moet nu meteen vertrekken.

I've got to leave right away.

Morgen vertrekken we naar Frankrijk.

Tomorrow we're leaving for France.

Ze gaan vertrekken naar New York.

They set out for New York.

Ik ben klaar om te vertrekken.

I'm ready to go.

- We moeten vertrekken.
- We moeten gaan.

- We should get out of here.
- We should leave.

Takuya zei me direct te vertrekken.

Takuya told me to depart immediately.

Moet ik op staande voet vertrekken?

Must I leave at once?

Het is tijd dat we vertrekken.

It's time we left.

- Je moet gaan.
- Je moet vertrekken.

- You must go.
- You must get going.

- We gaan morgen.
- Morgen vertrekken we.

- We're leaving tomorrow.
- We are leaving tomorrow.

Het is tijd om te vertrekken.

- It's time to leave.
- It's time to set off.

Zeg hem dat hij moet vertrekken.

Tell him to leave.

We zijn klaar om te vertrekken.

- We're ready to leave.
- We're ready to go.

Ik zie Tom vaak vroeg vertrekken.

I often see Tom leave early.

- Tom moet vertrekken.
- Tom moet weggaan.

Tom has to leave.

Tom leek klaar om te vertrekken.

Tom seemed ready to leave.

- Zeg hen mij te bellen voordat ze vertrekken.
- Laat ze me bellen voordat ze vertrekken.

Tell them to call me before they leave.

De regen weerhield me om te vertrekken.

The rain prevented me from going.