Translation of "Keuken" in English

- Dat is mijn keuken.
- Dit is mijn keuken.

This is my kitchen.

- Zij is in de keuken.
- Ze is in de keuken.

- She's in the kitchen.
- She is in the kitchen.

- Ik wil mijn keuken verbouwen.
- Ik wil mijn keuken herinrichten.

I want to remodel my kitchen.

- Kan je de keuken schoonmaken?
- Kunnen jullie de keuken schoonmaken?

Can you clean the kitchen?

Via een gemeenschappelijke keuken.

partake in tea through a common kitchen.

Maak de keuken schoon.

Clean up the kitchen.

Waar is de keuken?

- Where's the kitchen?
- Where is the kitchen?

Dit is mijn keuken.

This is my kitchen.

Dat is mijn keuken.

This is my kitchen.

De keuken was schoon.

The kitchen was clean.

Ga uit mijn keuken.

- Get out of my kitchen.
- Get out of my kitchen!

Ga uit mijn keuken!

- Get out of my kitchen.
- Get out of my kitchen!

De keuken is beneden.

The kitchen is downstairs.

De keuken is groot.

The kitchen is large.

De keuken is schoon.

The kitchen is clean.

Kom naar de keuken.

Come to the kitchen.

Hier is de keuken.

Here's the kitchen.

Dit is de keuken.

This is the kitchen.

Sami's keuken was gerenoveerd.

Sami's kitchen was renovated.

Sami's keuken is walgelijk.

Sami's kitchen is disgusting.

Sami's keuken was walgelijk.

Sami's kitchen was disgusting.

Sami deelde de keuken.

Sami shared the kitchen.

Je komt de keuken in,

If you were to walk into a kitchen,

Zij zijn in de keuken.

They are in the kitchen.

Werkt ze in de keuken?

Does she work in the kitchen?

Is pap in de keuken?

Is Dad in the kitchen?

Hij is in de keuken.

- He is in the kitchen.
- He's in the kitchen.
- It is in the kitchen.
- It's in the kitchen.

We moeten de keuken schoonmaken.

We must clean up the kitchen.

We gaan naar de keuken.

We're going to the kitchen.

Ik maak de keuken schoon.

- I am cleaning the kitchen.
- I'm cleaning the kitchen.

Het is in de keuken.

- It is in the kitchen.
- It's in the kitchen.

Ze is in de keuken.

- She's in the kitchen.
- It is in the kitchen.
- It's in the kitchen.

Zij praten in de keuken.

They are talking in the kitchen.

Tom is in de keuken.

Tom is in the kitchen.

We ontbijten in de keuken.

We have breakfast in the kitchen.

Ik ben in de keuken.

I'm in the kitchen.

Tom was in de keuken.

Tom was in the kitchen.

Ik wil een nieuwe keuken.

I want a new kitchen.

Ze wil een grotere keuken.

She wants a bigger kitchen.

Zij zaten in de keuken.

They sat in the kitchen.

Ik ben achter de keuken.

I'm behind the kitchen.

Is Tom in de keuken?

Is Tom in the kitchen?

Wie is in de keuken?

- Who's in the kitchen?
- Who is in the kitchen?

Sami ging naar de keuken.

Sami went to the kitchen.

Sami was in de keuken.

Sami was in the kitchen.

Sami gaat naar de keuken.

Sami is going to the kitchen.

Sami is in de keuken.

Sami is in the kitchen.

Sami heeft de keuken schoongemaakt.

Sami cleaned up the kitchen.

Sami's keuken was altijd walgelijk.

Sami's kitchen was always disgusting.

Sami werkte in de keuken.

Sami worked in the kitchen.

Kan je de keuken schoonmaken?

Can you clean the kitchen?

- Er is een kat in de keuken.
- In de keuken is een kat.
- Er zit een kat in de keuken.

There is a cat in the kitchen.

- Er is een kat in de keuken.
- In de keuken is een kat.

There is a cat in the kitchen.

- Waarom is pap in de keuken?
- Waarom is mijn pa in de keuken?

- Why is dad in the kitchen?
- Why is my dad in the kitchen?

- Waarom is mijn vader in de keuken?
- Waarom is mijn pa in de keuken?

Why is my father in the kitchen?