Translation of "Bril" in English

- Waar is m'n bril?
- Waar is mijn bril?

Where are my glasses?

Neem mijn bril.

Take my glasses.

Breng mijn bril.

- Bring me my glasses.
- Get me my glasses.

- Tracy is haar bril kwijt.
- Tracy verloor haar bril.

Tracy lost her glasses.

- Hoeveel heeft deze bril gekost?
- Wat kostte deze bril?

How much did these glasses cost?

- De jongen draagt een bril.
- Het jongetje draagt een bril.

The boy is wearing glasses.

- Ik kan zonder bril lezen.
- Ik kan lezen zonder bril.

I can read without glasses.

- Mary is haar bril vergeten.
- Mary heeft haar bril vergeten.

Mary forgot her glasses.

Ze droeg een bril.

She wore glasses.

Hij droeg een bril.

- He wore glasses.
- He was wearing glasses.

Hij draagt een bril.

- He is wearing glasses.
- He wears glasses.

Waar is mijn bril?

Where are my glasses?

Draag je een bril?

Do you wear glasses?

Tom droeg een bril.

Tom wore glasses.

Waar is m'n bril?

Where are my glasses?

Ik draag een bril.

I wear glasses.

Hoeveel kost deze bril?

How much do these glasses cost?

Tom draagt ​​een bril.

Tom wears glasses.

Tracy verloor haar bril.

Tracy lost her glasses.

Ik zoek mijn bril.

I'm looking for my eyeglasses.

Is je bril nuttig?

Do your glasses help you see better?

Sami droeg een bril.

Sami wore glasses.

Zij draagt ​​een bril.

She wears glasses.

Hij heeft een bril.

He has glasses.

Ik draag geen bril.

I don't wear glasses.

- Hij kan niks zien zonder zijn bril.
- Hij ziet niets zonder bril.

- He can see nothing without his glasses.
- He cannot see anything without his glasses.

Is dit niet jouw bril?

Aren't these your glasses?

Hij heeft een bril nodig.

He needs glasses.

De jongen draagt een bril.

The boy is wearing glasses.

Tom is zijn bril kwijt.

- Tom lost his glasses.
- Tom lost his spectacles.

Tom heeft een bril nodig.

Tom needs glasses.

Hij wil een rode bril.

He wants red glasses.

Het jongetje draagt een bril.

The boy is wearing glasses.

Ik heb mijn bril kapotgemaakt.

I've broken my glasses.

De man draagt een bril.

- The man is wearing a pair of glasses.
- The man wears glasses.

Heb je een bril nodig?

Do you need sunglasses?

Hoeveel heeft deze bril gekost?

How much did these glasses cost?

Tom heeft geen bril nodig.

Tom doesn't need glasses.

Tom draagt een dikke bril.

- Tom is wearing thick glasses.
- Tom wears thick glasses.

Ik heb mijn bril nodig.

I need my glasses.

Hij deed zijn bril af.

He took off his glasses.

Ik heb een bril nodig.

I need glasses.

Sami had een bril nodig.

Sami needed glasses.

Ze heeft een bril nodig.

She needs glasses.

Hij had een bril nodig.

He needed glasses.

Ze hebben een bril nodig.

They need glasses.

Ze is haar bril kwijt.

- She lost her glasses.
- She has lost her glasses.

Ze nam haar bril af.

She took her glasses off.

Misschien zelfs door een medische bril.

perhaps even through a medical lens.

Hij draagt altijd een donkere bril.

He always wears dark glasses.

Hij kan moeilijk zien zonder bril.

He can't see well without his glasses.

Ik ben mijn bril ergens vergeten.

I forgot my glasses somewhere.