Translation of "Alweer" in English

- Alweer?
- Weeral?

Again?

Alweer vis?

Fish again?

Hallo, alweer.

- Hello again.
- Hello again!

Wat, alweer?

What, again?

Het sneeuwt alweer.

It snows again.

Hij is alweer verdwenen.

He disappeared again.

De zwaartekracht overwint alweer!

Gravity wins again!

- Nogmaals hallo.
- Hallo, alweer.

- Hello again.
- Hello again!

Is het alweer Kerstmis?

Is it Christmas again already?

- Wat, alweer?
- Wat, opnieuw?

What, again?

Mijn radio is alweer stuk.

My radio has broken down again.

Hoe heet ze ook alweer?

What's her name again?

De server is alweer platgevallen.

The server is down again.

Mijn ouders hebben alweer ruzie.

My parents are arguing again.

- Tot welke faculteit behoort hij ook alweer?
- Bij welke faculteit zat hij ook alweer?
- Bij welke faculteit zat ze ook alweer?

What faculty were they in again?

Jemig! M'n computer is alweer vastgelopen!

Argh! My computer froze up again.

Hij is alweer zijn paraplu kwijt.

He lost his umbrella again.

Waarom ben je alweer te laat?

Why did you arrive late again?

Hoe heette die jongen ook alweer?

What was the boy called?

Is hij zijn geld alweer vergeten?

Did he forget his money again?

Sorry, wat was je naam ook alweer?

Sorry, what was your name?

Ik ben alweer op zoek naar mijn bril.

I am already searching for my glasses again.

- Hoe heette die jongen nu weer?
- Hoe was de naam van de jongen ook alweer?
- Hoe heette die jongen ook alweer?

What was the boy called?

Hij kwam ook met alweer een andere twijfelachtige conclusie aanzetten.

He also came up with yet another doubtful conclusion.

Wanneer heb je hem ook alweer voor het laatst gezien?

When was the last time we met?

Ik had nog niet opgehangen of de telefoon ging alweer over.

No sooner had I hung up than the phone started ringing again.

- Het sneeuwt alweer.
- Het sneeuwt weer.
- Het is weer aan het sneeuwen.

It's snowing again.

Tom kon niet geloven dat het alweer tijd was om naar huis te gaan.

Tom couldn't believe it was already time to go home.

Ik heb mijn lessen af en ik wil slapen, maar het is alweer tijd om naar school te gaan...

I finished the homework, and want to go to bed, but now it's time to go to school again...