Translation of "Is”" in Chinese

- Wat voorbij is, is voorbij.
- Wat gebeurd is, is gebeurd.

既往不咎。

- Dat is vreemd.
- Het is vreemd.
- Dat is raar.
- Het is raar.

- 奇怪。
- 这很奇怪。

Wat gebeurd is, is gebeurd.

事已至此。

Oorlog is vrede. Vrijheid is slavernij. Onwetendheid is kracht.

戰爭就是和平，自由—是奴役。無知，則是力量。

- Wat is dat?
- Wat is dit?
- Wat is het?

- 这是什么？
- 这是啥？
- 这是什么东西？

- Zij is dood.
- Ze is dood.
- Zij is overleden.

她死了。

- Dit is gratis.
- Het is gratis.
- 't Is gratis.

- 它是免費的。
- 免费的。

- Tom is slim.
- Tom is intelligent.
- Tom is pienter.

汤姆脑子好使。

- Wie is dood?
- Wie is gestorven?
- Wie is overleden?
- Wie is er doodgegaan?
- Wie is er overleden?

谁死了？

- Zij is dood.
- Ze is dood.
- Zij is gestorven.
- Zij is overleden.
- Ze stierf.

她死了。

- Het is gloednieuw.
- Het is splinternieuw.
- Het is volledig nieuw.

这是全新的。

"Wie is dat?" "Dat is Jim."

"他是誰?" "他是吉姆。"

- Alles is klaar.
- Alles is gereed.

一切就绪。

- Alles is uitverkocht!
- Alles is verkocht.

賣完了！

- Het is lente.
- Het is voorjaar.

春天了

Gelukkig is hij die tevreden is.

知足常乐。

- Ze is verpleegster.
- Ze is verpleegkundige.

她是护士。

- Tom is gestorven.
- Tom is overleden.

汤姆去世了。

- Is dit nep?
- Is dit vals?

这个是假的吗?

- Is dat zo?
- Is dat waar?

真的？

- Hij is leraar.
- Hij is onderwijzer.

- 他是个教师。
- 他是教师。
- 他是老师。

Alles wat is uitgevonden, is waar.

所有被发明的都是真的。

- Het is oké.
- Het is goed.

- 没关系。
- 没有关系呀。

- Zij is dood.
- Ze is dood.

她死了。

- Het is gevaarlijk!
- Het is gevaarlijk.

它是危險的!

- Het is gratis.
- 't Is gratis.

它是免費的。

Spreken is zilver, zwijgen is goud.

- 雄辯是銀，沉默是金。
- 开口是银，沉默是金。

- Wie is hij?
- Wie is zij?

她是谁？

- Dat is vreemd.
- Dat is raar.

奇怪。

- Is het klaar?
- Is het gedaan?

好了吗？

- Het is frisjes.
- Het is kil.

好冷啊。

- Is hij lang?
- Is hij groot?

他长得高吗？

- Wat is dat?
- Wat is dit?

- 這是什麼啊？
- 这是什么？
- 这是啥？
- 那是什么？
- 這是什麼?
- 那是什麼？
- 那是什么啊？
- 它是什么？

- Tom is onbetrouwbaar.
- Tom is louche.

汤姆是个骗子。

- Hij is hier!
- Daar is hij!

他在這兒!

- Hij is vertrokken.
- Hij is weg.

他走了。

- Zij is mooi.
- Ze is knap.

她很漂亮。

- Ze is boos.
- Ze is ontdaan.

她心情不好。

- Dit is makkelijk.
- Dit is eenvoudig.

这很容易。

- Het is eten.
- Het is voedsel.

它是食物。

- Dat is keurig.
- Dat is netjes.

那很棒。

Het is waar de ze leuk is, maar ze is egoïstisch.

她确实很漂亮，但她很自私。

- Waar rook is, is vuur.
- Er is geen rook zonder vuur.

无风不起浪。

- Wat is jouw baan?
- Wat is uw baan?
- Wat is jullie baan?
- Wat is je beroep?

你做什麼工作？

- Hier is uw hond. Waar is de mijne?
- Hier is je hond. Waar is de mijne?

这是你的狗。我的呢？

- Dit is uw sleutel.
- Dit is jouw sleutel.
- Dit is jullie sleutel.
- Dit is je sleutel.

這是您的鑰匙。

- Dat is geen kat. Dat is een hond.
- Het is geen kat. Het is een hond.

那不是猫。那是狗。

- Is dat jouw moeder?
- Is dat je moeder?
- Is zij jouw moeder?
- Is zij jullie moeder?

她是你媽媽嗎?

- Het is gloednieuw.
- Het is volledig nieuw.

这是全新的。

"Wie is dat meisje?" "Dat is Keiko."

"那個女孩是誰？" "那是惠子。"

Ze is arm, maar ze is gelukkig.

她很窮，但是她很快樂。

Waar een wil is, is een weg.

有志者事竟成。

- Hij is een auteur.
- Hij is schrijver.

他是作家。

"Wie is het?" "Het is je moeder."

“是谁？”“是你妈妈。”

- Stokbrood is heerlijk.
- Frans brood is heerlijk.

法国的面包很好吃。

- Het is ongelofelijk.
- Het is ongelooflijk.
- Ongelofelijk!

真是难以置信。

- Miho is pianist.
- Miho is een pianist.

美穗是钢琴家。

- Is hij een leerkracht?
- Is hij leraar?

他是老师吗?

- Vandaag is het maandag.
- Het is maandag.

- 今天是星期一。
- 今天是周一。
- 今天是礼拜一

De oorlog is Syrië is een rotzooi

叙利来战争大混战

Het is geen bloed. Het is biet.

这不是血。这是甜菜。

Zolang er leven is, is er hoop.

只要活着，就有希望。

- Tom is een belastinginspecteur.
- Tom is belastinginspecteur.

汤姆是税务督察。

- Dat is vreemd.
- Dat is raar.
- Raar.

奇怪。

- Is Tom nu kwaad?
- Is Tom boos?

汤姆是不是生气了？

- Tom is aangekomen.
- Tom is dikker geworden.

- 汤姆胖了。
- 汤姆长胖了。
- 汤姆变胖了。

- Vandaag is het zaterdag.
- Het is zaterdag.

今天是星期六。

- Is alles in orde?
- Is alles goed?

你还好吧？

- Tom is moslim.
- Tom is een moslim.

汤姆是穆斯林。

- Tom is in orde.
- Tom is oké.

汤姆很好。

- Het is vakantie.
- Vandaag is een feestdag.

我们今天放假一天。

- Wie is daar?
- Wie is dat daar?

那是谁？

- Waar is jouw huis?
- Waar is uw huis?
- Waar is jullie huis?

- 你家在哪裡？
- 您的家在哪？
- 你們家在哪？

- Frans is zijn moedertaal.
- Frans is haar moedertaal.
- Haar moedertaal is Frans.

- 她的母语是法语。
- 法語是他的母語。

- Uw antwoord is juist.
- Jouw antwoord is juist.
- Jouw antwoord is goed.

- 你的回答是正确的。
- 您的答案是正確的。

- Uw antwoord is fout.
- Je antwoord is fout.
- Jullie antwoord is fout.

你的回答是错的。