Examples of using "Japondur" in a sentence and their dutch translations:
- Zijn vader is Japans.
- Zijn vader is Japanner.
- Haar vader is Japanner.
- Hun vader is een Japanner.
Zij is Japanse.
- Haar vader is Japanner.
- Haar vader is Japans.
- Haar vader is Japanner.
- Haar vader is Japans.
Hij is een rasechte Japanner.