Examples of using "Bunu" in a sentence and their dutch translations:
Dit kunnen we realiseren
Ik krijg dit niet open.
Ik kan dit niet lezen.
Doet u dat alstublieft niet.
Iedereen weet het.
- Ga jij dit gebruiken?
- Gebruik je het?
- Ga je dit gebruiken?
- Gaat u dit gebruiken?
- Gaan jullie dit gebruiken?
We kunnen dit, mensen.
Laten we het proberen.
We zijn ermee weggekomen.
We doen het.
We doen het.
Je kunt het.
Ik snap het wel.
We weten dat.
Als je hem draait...
We kunnen hier iets aan doen.
Gij moet dat doen.
Dat kun je niet maken.
Kan ik dit eten?
Eet het op.
Ik kan het voelen.
Voel dit.
Laten we deze gebruiken.
Laten we het houden.
Ik wilde dit.
Proef dat eens.
Neem dit aan.
Onderteken dit.
Vervang het.
- Onthoud dit.
- Leer dat vanbuiten.
- Leer dat uit het hoofd.
Hou dit.
Maak dit af.
Draag dit.
- We kunnen dit oplossen.
- We kunnen een oplossing vinden.
- Je kan dit maar beter weggooien.
- U zou dit moeten weggooien.
Laat het!
Dat kunnen jullie niet doen!
Ik had het niet verwacht.
Denk er eens over na.
- Dat versta ik niet.
- Dat begrijp ik niet.
Je gaat dit geweldig vinden.
Gebruik dit!
Dat mogen jullie niet doen.
Pak dit.
Ik zou het niet aanraden.
Ik zou het niet doen.
Ik weet dit.
Dit moet je lezen.
Ik heb dit niet gezegd.
Repareer dit.
- Dat wist ik niet.
- Ik wist dit niet.
Lees dit.
Ik kan dit niet veranderen.
Ik heb dit niet geschreven.
- Dat snap ik niet.
- Ik snap het niet.
Ik kan me niet herinneren dat gedaan te hebben.
Zij kunnen het doen.
We moeten het doen!
Ik verbied dat.
Ik had het kunnen weten.
We hebben het overwogen.
- We nemen het.
- We accepteren het.
Ze willen dit.
Schrijf dit op.
- Dit heeft u gedaan.
- Dit heb jij gedaan.
- Daar heb ik niet aan gedacht.
- Daar had ik niet aan gedacht.
Ik kan het bewijzen.
Hier geef ik om.
Ruik dit.
- Ik vind dit niet leuk.
- Ik hou hier niet van.
Ik wil dit.
- Check dat.
- Controleer dat.
- Ik wou dat niet!
- Ik wilde het niet!
Onthoud dit!
Je kunt het niet bewijzen.
Ik betaal dit niet.
Ik kan dit niet aan.
Neem het in bezit!
Dat heb je niet gezegd.
Ik kan het horen.
Ik kan dit niet uitleggen.
- Ik weet het niet.
- Ik weet dat niet.
- Ik heb het verdiend.
- Ik verdiende het.
Ik wil dit niet zien.
Ik heb dit niet besteld.
Je hebt het weer gedaan.