Translation of "Pensando" in Dutch

0.016 sec.

Examples of using "Pensando" in a sentence and their dutch translations:

- Lo estoy pensando.
- Estoy pensando en ello.

Ik denk erover na.

- ¿Usted está pensando en Tom?
- ¿Estáis pensando en Tom?
- ¿Está pensando en Tom?

- Denk je aan Tom?
- Denkt u aan Tom?
- Denken jullie aan Tom?

- Estoy pensando en ello.
- Estoy pensando en eso.

Ik denk erover na.

Tom está pensando.

Tom denkt.

- ¿En qué piensa usted?
- ¿En qué estás pensando?
- ¿En qué piensas?
- ¿En qué estáis pensando?
- ¿En qué está usted pensando?
- ¿En qué están pensando?

- Waar denk je aan?
- Waarover zit je te denken?

Sigamos pensando. Siendo ingeniosos.

We moeten slim en vindingrijk blijven.

Estaba pensando en ti.

Ik dacht aan jou.

Estoy pensando en ello.

Ik denk erover na.

Estoy pensando en ti.

Ik denk aan je.

¿En qué estás pensando?

- Waar denk je aan?
- Waar denkt u aan?

- ¿En qué piensa usted?
- ¿En qué estás pensando?
- ¿Qué estás pensando?
- ¿En qué piensas?
- ¿En qué está usted pensando?

Waar denk je aan?

- Estoy pensando en irme al extranjero.
- Estoy pensando en ir al extranjero.

Ik denk erover naar het buitenland te gaan.

Estoy pensando en mis hijos.

Ik denk aan mijn kinderen.

"Exactamente lo que estaba pensando".

Dat dacht ik ook.

Está pensando en el problema.

- Hij is over het probleem na aan het denken.
- Hij denkt na over het probleem.

Me lo he estado pensando.

Ik heb erover nagedacht.

- Tom piensa.
- Tom está pensando.

Tom denkt.

Estoy pensando en ir al extranjero.

Ik denk erover naar het buitenland te gaan.

Estaba pensando en un nuevo trabajo.

Ik dacht net aan een nieuwe baan.

Ella siempre está pensando en él.

Ze denkt de hele tijd aan hem.

¿Estás pensando seriamente en no ir?

Denk je er echt over niet te gaan?

Estamos pensando en comprar muebles nuevos.

We overwegen nieuwe meubels te kopen.

No servirá de nada seguir pensando.

Het heeft geen zin om nog langer na te denken.

Está pensando en vender su casa.

Hij denkt eraan, zijn huis te verkopen.

Parece que estás pensando en otra cosa.

Je lijkt aan iets anders te denken.

Últimamente he estado pensando mucho en Tom.

Ik denk de laatste tijd veel aan Tom.

- Pienso en ti.
- Estoy pensando en ti.

Ik denk aan je.

Llevo todo el día pensando en ello.

Ik heb er de hele dag aan gedacht.

- Pensé en ti.
- Estaba pensando en ti.

Ik dacht aan jou.

- Estoy pensando si ir a Canadá el año próximo.
- Estoy pensando en ir a Canadá el año siguiente.

Ik denk eraan naar Canada te gaan volgend jaar.

Están pensando "Sí, todo esto ya lo sabía".

denk je: "Ja, maar dat wist ik wel."

¿Por qué querés saber lo que estoy pensando?

Waarom wilt ge weten waaraan ik denk?

¿Por qué quieres saber en qué estamos pensando?

- Waarom wilt ge weten waaraan wij denken?
- Waarom wilt ge weten wat wij denken?

- Tom está dudando.
- Tom se lo está pensando.

Tom is aan het aarzelen.

Estamos pensando en celebrar la Navidad en Nochebuena.

We zijn van plan om een kerstfeestje te houden op kerstavond.

He estado pensando en ello todo el día.

- Ik heb er de hele dag over lopen denken.
- Ik heb er de hele dag over zitten denken.

Y estaba hablando en francés y pensando en francés,

En ik sprak in het Frans, ik dacht in het Frans

Estoy pensando en irme a Alemania para estudiar medicina.

Ik denk eraan om naar Duitsland te gaan om geneeskunde te studeren.

Estoy pensando en ir a Canadá el año siguiente.

Ik denk eraan naar Canada te gaan volgend jaar.

El jefe está pensando en despedir a un empleado.

De baas denkt eraan, een werknemer te ontslaan.

Algunos de Uds. pueden estar pensando, ¿qué es el humanismo?

Sommigen vragen zich misschien af wat ter wereld humanisme dan wel is?

- Pienso en ti.
- Estoy pensando en ti.
- Pienso en ustedes.

- Ik denk aan je.
- Ik denk aan u.
- Ik denk aan jullie.

No preguntes lo que están pensando. Pregunta lo que están haciendo.

Vraag niet wat ze denken. Vraag wat ze doen.

Tom no tiene ni idea de en qué está pensando Mary.

Tom heeft geen idee wat Maria denkt.

- Pensé en ti.
- Estaba pensando en ti.
- He pensado en ti.

- Ik dacht aan u.
- Ik dacht aan jou.
- Ik heb aan jou gedacht.
- Ik heb aan je gedacht.

No tengo ni idea de lo que estará pensando ese chico.

Ik heb geen idee wat die kerel denkt.

Así que me impulsé hacia la superficie, pensando que soltaría mi mano.

...dus ik bewoog naar de oppervlakte en dacht dat ze van mijn hand af zou gaan.

Estoy pensando en retomar contacto con mi socio que no veo desde hace tiempo.

Ik denk erover om het contact weer op te pakken met mijn partner die ik al een tijd niet heb gezien.

- ¿Con quién vas a pasar la Navidad?
- ¿Con quién estás pensando pasar la Navidad?
- ¿Con quién planeas pasar la navidad?

- Met wie ben je van plan Kerstmis door te brengen?
- Met wie bent u van plan Kerstmis door te brengen?
- Met wie zijn jullie van plan Kerstmis door te brengen?

Los números primos son como la vida: son totalmente lógicos, pero es imposible descubrir sus reglas, aunque te pases todo el tiempo pensando en ellos.

Priemgetallen zijn als het leven, ze zijn helemaal logisch, maar het is onmogelijk er regels voor te vinden, zelfs als je al tijd wijdt aan het nadenken erover.

- Eso es justo lo que estaba pensando.
- Eso es exactamente lo que yo pensaba.
- Es exactamente lo que pensé yo.
- Eso es justo lo que pensé.

Dat is precies wat ik dacht.