Examples of using "Kate" in a sentence and their dutch translations:
- Ga zitten, Kate.
- Zet je neer, Kate.
- Kate heeft een verkoudheid.
- Kate is verkouden.
Ik kwam erachter dat Kate rijk was.
Kate heeft de vergadering niet bijgewoond.
Zult ge die bloem naar Kate brengen?
Jean en Kate zijn een tweeling.
Ik kwam erachter dat Kate rijk was.
Brian liet Kate wachten.
Is Kate nog altijd niet aangekomen?
Kate spreekt heel snel Engels.
Kate drinkt elke dag een heleboel melk.
Tom bracht Kate naar huis.
Tom bracht Kate naar huis.
Kate maakte haar huiswerk in de keuken.
Kate was gedwongen het boek te lezen.
Kate heeft een appeltaart gebakken.
Kate drinkt elke dag een heleboel melk.
Tom vergezelde Kate te voet naar huis.
Kate is niet zo groot als Anne.
Een meisje dat Kate heet kwam om je te zien.
Kate liep naar het restaurant van mijn vader.
Kate blijft tijdens weekeindes in Izu.
Kate is net zo charmant als haar zus.
Kate was verrast toen ze die grote hond zag.
Kate wil haar huistaak tegen tienen af hebben.
Katja is met de bus naar huis gekomen.
Geen enkele student in onze klas is intelligenter dan Kate.