Examples of using "Estambul" in a sentence and their dutch translations:
Ik woon in Istanboel.
Hoeveel moskeeën zijn er in Istanboel?
Istanboel is de stad die zij het leukste vindt.
Ik ben nog nooit naar Istanboel geweest.
- Er zijn rond de drieduizend moskeeën in Istanboel.
- Er zijn ongeveer drieduizend moskeeën in Istanboel.
Istanboel is de dichtstbevolkte stad van Turkije.