Examples of using "¿cuántas" in a sentence and their dutch translations:
Hoeveel appels?
- Hoeveel zussen hebt gij?
- Hoeveel zussen hebben jullie?
- Hoeveel zussen heb je?
- Hoeveel zussen heb jij?
Hoeveel appels wilt u?
Hoeveel mensen?
Hoeveel appels?
Hoeveel waren er?
Hoeveel bloemen heb je gekocht?
Hoeveel zussen hebt gij?
Hoeveel dingen heb je gekocht?
Hoeveel zussen hebt gij?
Hoe veel hamburgers zijn er?
Hoeveel overnachtingen?
- Hoeveel zussen hebt gij?
- Hoeveel zussen heb jij?
- Hoeveel appels wil je?
- Hoeveel appels wilt u?
- Hoeveel appels willen jullie?
Hoeveel appels wil je?
Hoeveel bloemen heb je gekocht?
Hoeveel dingen heb je gekocht?
Hoeveel talen zijn er in Europa?
Hoeveel letters zitten er in het alfabet?
Hoeveel views zijn er al?
"Hoeveel sleutels?" vroeg Pepperberg.
Hoeveel talen kan je spreken?
Hoeveel hebt ge nodig?
Hoeveel provincies heeft Canada?
Hoeveel eilanden heeft Indonesië?
Hoeveel zussen heeft Tom?
Hoeveel symfonieën heeft Beethoven geschreven?
- Hoeveel symfonieën heeft Beethoven gecomponeerd?
- Hoeveel symfonieën heeft Beethoven geschreven?
- Hoeveel talen kunt ge goed spreken?
- Hoeveel talen kun je vlot spreken?
- Hoeveel talen spreek je goed?
Hoeveel zussen hebt gij?
Hoeveel Engelse woorden kent u?
Hoeveel letters zitten er in het alfabet?
Hoeveel mensen zijn er in Europa?
Hoeveel uren slaap heb je nodig?
"Voor hoeveel personen?" "Voor drie."
Hoeveel Engelse woorden kent u?
Hoeveel moskeeën zijn er in Istanboel?
Hoeveel sinaasappelen heeft Tom gegeten?
Hoeveel lettergrepen heeft dit woord?
Hoeveel prefecturen zijn er in Japan?
- Hoe vaak moet ik het nog herhalen?
- Hoeveel keer moet ik het herhalen?
Hoeveel talen zijn er in Europa?
- Hoeveel kussens gebruikt u als u slaapt?
- Hoeveel kussens gebruik je als je slaapt?
Hoeveel letters telt het Engelse alfabet?
- Hoeveel maal per week neemt ge een bad?
- Hoeveel keer per week neem je een bad?
Hoeveel broers heb je? Hoeveel zussen heb je?
Hoeveel pennen liggen er op de schrijftafel?
- Ze vroeg mij hoeveel talen ik spreek.
- Ze vroeg me hoeveel talen ik sprak.
Hoeveel haltes zijn het vanaf hier?
Hoeveel mensen wonen in jouw stad?
Hoeveel kamers zijn er in je huis?
Hoeveel sterrenstelsels zijn er in het universum?
Hoeveel zussen heb je, en hoeveel broers?
Hoeveel tijdschriften liggen er op de tafel?
Hoeveel maal per week neemt ge een bad?
Hoeveel hebt ge nodig?
Hoeveel bijen leven er in een bijenkorf?
- Hoeveel kerstkaarten heb je verzonden?
- Hoeveel kerstkaarten heb je verstuurd?
- Hoeveel kerstkaartjes heb je verzonden?
- Hoeveel kerstkaartjes heb je verstuurd?
- Hoeveel kerstkaartjes heeft u verzonden?
- Hoeveel kerstkaartjes heeft u verstuurd?
- Hoeveel kerstkaarten heeft u verzonden?
- Hoeveel kerstkaarten heeft u verstuurd?
- Hoeveel kerstkaarten hebben jullie verzonden?
- Hoeveel kerstkaarten hebben jullie verstuurd?
- Hoeveel kerstkaartjes hebben jullie verzonden?
- Hoeveel kerstkaartjes hebben jullie verstuurd?
"Hoeveel dochters heb je?" "Ik heb er maar één."
Hoeveel mensen zijn er gedood in de winkel?
Hoeveel keer per dag komt deze bus voorbij?
Hoeveel maal per week neemt ge een bad?
- Hoeveel keer per jaar gaat ge skiën?
- Hoeveel keer per jaar ga je skiën?
Hoeveel talen worden er op de wereld gesproken?