Examples of using "¿va" in a sentence and their dutch translations:
- Ze zijn in orde.
- Zij zijn in orde.
- Het gaat goed met ze.
Daar gaat hij.
Ze gaat het park in.
Hoe gaat het met je?
Morgen gaat het regenen.
Het zal gaan stortregenen.
Dit gaat daarop.
Dit gaat daarop.
Daar gaat hij.
- Hoe gaat het met je?
- Hoe maak je het?
Het gaat regenen.
Is alles goed?
- Tom wordt beter.
- Het gaat beter met Tom.
Het gaat geweldig!
Het gaat prima.
Het gaat sneeuwen.
Wie gaat ernaartoe?
Waar gaat het heen?
Naar waar gaat deze trein?
- Hoe gaat het?
- Hoe gaat het met je?
- Hoe gaat het ermee?
- Hoe gaat het met u?
- Hoe gaat het met jullie?
Ze gaat te voet naar school.
- De toren gaat instorten.
- De toren staat op instorten.
Waar de naald gaat volgt de draad.
Het zal regenen vanmiddag.
Hij gaat daar elke dag naartoe.
- Het gaat vanavond regenen.
- Vanavond gaat het regenen.
Waar gaat die bus naartoe?
Hoe gaat het met u?
Dit gaat eromheen.
Hoe gaat ie?
Wanneer komt hij terug?
Zij gaat naar Brussel.
Morgen gaat het regenen.
Het gaat ontploffen.
Zal Tom sterven?
- Iets klopt hier niet.
- Er is iets aan de hand!
Tatoeba is langzaam vandaag.
Morgen gaat het sneeuwen.
- Het gaat sneeuwen vandaag.
- Het gaat vandaag sneeuwen.
Hoe gaat het met je?
Hoe gaan de zaken?
Zij zal sterven.
Tom zal zich veranderen.
Ga je een wandeling maken?
Waar gaat die bus naartoe?
- Naar waar gaat deze trein?
- Waar gaat deze trein naartoe?
Hoe gaat het met u, Tom?
Het gaat heel slecht met me.
Het gaat niet sneeuwen.
Hij gaat als laatste.
Gaat het regenen?
Ze gaat naar het park.
- Hoe gaat het?
- Hoe gaat het met je?
Hij gaat te voet naar school.
Ze gaat te voet naar school.
Dat zal niet gebeuren.
Ze gaat te voet naar school.
gaat er niets veranderen.
Dat gaat niet werken.
Soms gaat alles fout.
- Wie is er aan het winnen?
- Wie staat er voor?
Het zal de wond verergeren.
Hij gaat daar elke dag naartoe.
- Het zal niet werken.
- Dat zal niet werken.
Hij gaat je helpen.
Mijn broer zal me vermoorden.
- Hij gaat naar de kleuterschool.
- Hij gaat naar de peuterspeelzaal.
- Alles komt in orde.
- Alles komt goed.
Dag Susan. Hoe gaat het?
Tom loopt de trap op.
Greta gaat naar de ambassade.
Niemand zal me geloven.
Zij komt zo terug.