Examples of using "учится" in a sentence and their dutch translations:
Maria is aan het leren.
Tom studeert.
Hij leert snel.
Tom leert snel.
Hij is altijd aan het leren.
Hij leert zwemmen.
Tom leert te programmeren.
- Zij leert snel.
- Ze leert snel.
Ze leert zwemmen.
- Hij studeert.
- Hij is aan het studeren.
Een vriend van mij studeert in het buitenland.
Een van mijn vrienden studeert in het buitenland.
Marta is een nerd, ze is steeds bezig met studeren.
Een vriend van mij studeert in het buitenland.
Mijn volwassen zoon studeert nu in het buitenland.
Men raakt nooit uitgeleerd.
Ze gaat naar avondschool.
Onze school heeft ongeveer duizend studenten.
Leef en leer.
De hoeveelheid aan prooi maakt dit een ideaal trainingsgebied... ...voor een jonge jaguar die voor zichzelf moet zorgen.