Examples of using "занимается" in a sentence and their dutch translations:
Tom is aan het studeren.
"Wanneer studeert hij?" "Hij studeert voor het avondeten."
Ze studeert hard.
Wiskunde heeft te maken met getallen.
Wat doet Tom?
Tom studeert Frans.
Ik wist dat Tom aan het studeren was.
- Hij studeert.
- Hij is aan het studeren.
Leert Tom na het avondmaal?
Plantkunde is de studie van de planten.
Wat doet je vader?
Wat doet je tante?
Was ze 's nachts actiever?
Astronomie houdt zich bezig met sterren en planeten.
- Mijn oudere broer sport niet.
- Mijn oudere broer doet niet aan sport.
Tom doet dat.
Tom is nu aan het leren in zijn kamer.
Tom doet alles behalve studeren.
Een mycoloog bestudeert paddenstoelen.
Mijn vader sport elke dag voor zijn gezondheid.
Wat doet jouw zoon?
Wat doet je vader?
Hij verkoopt auto's.
- Wat doet uw zoon?
- Wat doet jouw zoon?
- Wat doet jullie zoon?
Wat doet Tom?
Wat doet Tom?
Ik weet niet wat Tom doet.
Tom doet dat al.
Toms bedrijf importeert Braziliaanse koffie.
Tom is op zijn kamer Frans aan het leren.
Het maakt ons niet uit wat hij doet.
Toms bedrijf importeert Braziliaanse koffie.