Examples of using "скажу»" in a sentence and their dutch translations:
- Ik zal het je vertellen.
- Ik zal het u vertellen.
- Ik zal het jullie vertellen.
- Ik zal het je vertellen.
- Ik zal het u vertellen.
- Ik zal het jullie vertellen.
Ik zal het u zeggen.
Ik zeg het nog een keer.
Luister wat ik zeg.
- Ik zal je vertellen waar het is.
- Ik zal je vertellen waar het ligt.
- Ik ga alles zeggen.
- Ik zeg alles.
Ik zal het tegen hen zeggen.
Ik beloof dat ik het niemand vertel.
- Ik vertel je beter de waarheid.
- Het is beter als ik je de waarheid zeg.
- Ik zal het niemand vertellen.
- Ik zal het niet doorvertellen.
- Ik zeg niks.
- Ik zal niets zeggen.
Ik zeg hem de waarheid.
- Dat zeg ik je niet.
- Dat ga ik je niet zeggen.
Ik zal je vertellen wat het probleem is.
Ik beloof dat ik het niemand vertel.
Ik vertel het je later wel.
- Schiet niet tot ik het je zeg.
- Niet schieten voor ik het zeg.
Ik heb een hekel aan ratten.
Alleen al het verwoorden van dat denkproces
- Ik sta op het punt je iets belangrijks te vertellen.
- Ik ga je iets belangrijks vertellen.
Ik zal je zijn naam vertellen.
Ik zal je hun namen vertellen.
Ik zal je vertellen waar het is.
Ik vertel het je als we er zijn.
Ik zal je zeggen wat we gaan doen.
Je weet dat ik niets zal zeggen.
- Schiet niet tot ik het je zeg.
- Niet schieten voor ik het zeg.
Ik heb een hekel aan ratten.
- Ik zal Tom vertellen dat je klaar bent.
- Ik zal Tom zeggen dat je klaar bent.
Ik zal het aan niemand vertellen.
Schrijf op wat ik zeg, alsjeblieft.
Ik zal niemand over haar vertellen.
Ik zal het niet tegen Tom zeggen.
Wat als ik "nee" zou zeggen?
Wees niet bang, ik zal het niet aan de politie vertellen.
Ik zal Tom niet vertellen dat jij dat zei.
Ik zal haar zeggen wat ze moet zeggen op de vergadering.
Ik zal je de waarheid vertellen: Ik heb tegen je gelogen.
Ik zal het tegen hen zeggen.
- Ik ga aan hen vertellen dat we klaar zijn.
- Ik ga hun vertellen dat we klaar zijn.
Ik zal het nooit aan iemand vertellen.
Ik weet niet wat ik ze ga vertellen.
Ik weet niet wat ik Maria ga vertellen.
- Je moet doen wat ik zeg.
- Je moet doen wat ik je zeg.
- Luister naar wat ik zeg.
- Luister wat ik zeg.
Tom liet me zweren niets te zeggen.
Ik zeg je het enkel als je het voor jezelf houdt.
Ik laat iedereen me Tom noemen vanaf nu.
Wil je dat ik de waarheid vertel?
Ik zal het niet tegen Tom zeggen.
Aan zijn vrienden kent men de man.
Ik heb ondergoed in de loop der jaren voor van alles gebruikt.
Zeg mij wat je eet, en ik zeg je wat je bent.
Zeg me wie je vrienden zijn en ik zeg je wie jij bent.
Als jij nou zegt: "Ik hou van jou," dan zeg ik dat ook tegen jou.
Ik zal het aan niemand vertellen.
Ik zal het hem zeggen, als ik het niet vergeet.
Geen schrik: ik zal discreet zijn, en niet zeggen wat ze beter niet weten.
Laat me het haar vertellen.
Als jij nou zegt: "Ik hou van jou," dan zeg ik dat ook tegen jou.
Wat er ook gebeurt, ik zal er niemand iets over vertellen.
Omdat ik vrij ben te zeggen wat ik wil, zeg ik je dat je een hoop stront bent die alleen maar arrogant commentaar kan geven.
Mag ik iets zeggen?
Mag ik iets zeggen?