Translation of "приготовил" in Dutch

- Я приготовил тебе завтрак.
- Я приготовил вам завтрак.
- Я приготовил для вас завтрак.

- Ik heb ontbijt voor u gemaakt.
- Ik heb ontbijt voor je gemaakt.

Он приготовил спагетти.

- Hij maakte spaghetti.
- Hij heeft spaghetti gemaakt.

Том приготовил завтрак.

- Tom maakte ontbijt.
- Tom heeft ontbijt gemaakt.

Я приготовил кофе.

Ik heb koffie gemaakt.

Том приготовил ужин.

- Tom heeft het avondmaal klaargemaakt.
- Tom heeft het diner bereid.

Том приготовил спагетти.

Tom kookte spaghetti.

Я приготовил Тому завтрак.

Ik heb ontbijt gemaakt voor Tom.

Том приготовил нам спагетти.

Tom kookte spaghetti voor ons.

Том приготовил на ужин спагетти.

- Tom maakte spaghetti voor het avondeten.
- Tom heeft spaghetti voor het avondeten gemaakt.

Ты всё приготовил на завтра?

Heb je alles voor morgen voorbereid?

Что Том приготовил на ужин?

Wat kookte Tom voor het avondeten?

- Я приготовил ужин.
- Я приготовила ужин.

- Ik heb het diner gekookt.
- Ik kookte het diner.

- Том сделал спагетти.
- Том приготовил спагетти.

- Tom maakte spaghetti.
- Tom heeft spaghetti gemaakt.

- Я приготовил завтрак.
- Я приготовила завтрак.

Ik maakte ontbijt.

- Я приготовила спагетти.
- Я приготовил спагетти.

- Ik heb spaghetti gemaakt.
- Ik maakte spaghetti.

- Я приготовил чай.
- Я заварил чай.

- Ik maakte thee.
- Ik heb thee gemaakt.

Я не знаю, кто приготовил торт.

Ik weet niet wie de taart heeft gemaakt.

- Я приготовил тебе завтрак.
- Я приготовила тебе завтрак.
- Я приготовила вам завтрак.
- Я приготовил вам завтрак.

Ik heb ontbijt voor je gemaakt.

Мой отец приготовил для меня вкусный обед.

Mijn vader maakte me een heerlijk middagmaal.

Я приготовил мясо с рисом и овощами.

Ik heb rijst met vlees en groenten gekookt.

- Том приготовил кофе.
- Том сделал кофе.
- Том сварил кофе.

Tom heeft koffie gemaakt.

- Ты всё приготовил на завтра?
- Вы всё на завтра приготовили?

Heb je alles voor morgen voorbereid?

Не ты ел лепешку, которую я приготовил, а твоя сестра.

Jij was het niet die de cake hebt gegeten die ik heb gemaakt, het was je zus.

- Я приготовил кофе.
- Я приготовила кофе.
- Я сделал кофе.
- Я сделала кофе.
- Я сварил кофе.

Ik heb koffie gemaakt.