Examples of using "подарил" in a sentence and their dutch translations:
Mijn oom heeft mij een fototoestel gegeven
Wat heeft Tom je met Kerst gegeven?
Mijn oom heeft mij een fototoestel gegeven
Hij gaf mij een polshorloge.
- Mijn oom gaf me een cadeau.
- Mijn oom gaf me een cadeautje.
- Hij heeft me een leuk cadeau gegeven.
- Hij gaf me een leuk cadeau.
Haar verloofde gaf haar een heel grote ring.
Tom gaf me een boek voor Kerstmis.
Tom gaf me deze cd voor kerst.
Ik heb Tom niets gegeven voor Kerstmis.
Hij gaf me een horloge.
- Mijn grootvader heeft me een verjaardagscadeau gegeven.
- Mijn grootvader heeft me een verjaardagscadeautje gegeven.
- Mijn grootvader gaf me een verjaardagscadeau.
- Mijn grootvader gaf me een verjaardagscadeautje.
Ik gaf Maria een boek.
- Tom gaf zijn driejarige zoon een puppy met Kerstmis.
- Tom gaf zijn driejarige zoon een puppy met kerst.
Dit uurwerk heb ik van mijn oom gekregen.
Ik heb het horloge verloren dat mijn vader mij gegeven heeft.
Ik weet niet meer wie mij dat gegeven heeft.
- Tom gaf me een heel mooi kerstcadeau.
- Tom heeft me een heel mooi kerstcadeau gegeven.
Aan wie hebt ge dat gegeven?
Van de vader kreeg ik een boek, en van de broer een pen.