Translation of "подарил" in Dutch

0.007 sec.

Examples of using "подарил" in a sentence and their dutch translations:

Дядя подарил мне фотоаппарат.

Mijn oom heeft mij een fototoestel gegeven

- Что Том подарил тебе на Рождество?
- Что Том подарил вам на Рождество?

Wat heeft Tom je met Kerst gegeven?

Мой дядя подарил мне фотоаппарат.

Mijn oom heeft mij een fototoestel gegeven

Он подарил мне наручные часы.

Hij gaf mij een polshorloge.

Мой дядя подарил мне подарок.

- Mijn oom gaf me een cadeau.
- Mijn oom gaf me een cadeautje.

Он подарил мне прекрасный подарок.

- Hij heeft me een leuk cadeau gegeven.
- Hij gaf me een leuk cadeau.

Жених подарил ей очень большое кольцо.

Haar verloofde gaf haar een heel grote ring.

Том подарил мне на Рождество книгу.

Tom gaf me een boek voor Kerstmis.

Том подарил мне этот диск на Рождество.

Tom gaf me deze cd voor kerst.

Я ничего не подарил Тому на Рождество.

Ik heb Tom niets gegeven voor Kerstmis.

- Он дал мне часы.
- Он подарил мне часы.

Hij gaf me een horloge.

Мой дедушка подарил мне подарок на день рождения.

- Mijn grootvader heeft me een verjaardagscadeau gegeven.
- Mijn grootvader heeft me een verjaardagscadeautje gegeven.
- Mijn grootvader gaf me een verjaardagscadeau.
- Mijn grootvader gaf me een verjaardagscadeautje.

- Я дал Мэри книгу.
- Я подарил Мэри книгу.

Ik gaf Maria een boek.

На Рождество Том подарил своему трёхлетнему сыну щенка.

- Tom gaf zijn driejarige zoon een puppy met Kerstmis.
- Tom gaf zijn driejarige zoon een puppy met kerst.

- Эти часы мне подарил мой дядя.
- Эти часы мне дал мой дядя.

Dit uurwerk heb ik van mijn oom gekregen.

- Я потерял часы, которые подарил мне отец.
- Я потерял подаренные отцом часы.

Ik heb het horloge verloren dat mijn vader mij gegeven heeft.

- Не помню, кто мне это дал.
- Не помню, кто мне это подарил.

Ik weet niet meer wie mij dat gegeven heeft.

- Том подарил мне очень хороший рождественский подарок.
- Том сделал мне очень хороший рождественский подарок.

- Tom gaf me een heel mooi kerstcadeau.
- Tom heeft me een heel mooi kerstcadeau gegeven.

- Кому ты это дал?
- Кому вы это дали?
- Кому ты это подарил?
- Кому вы это подарили?

Aan wie hebt ge dat gegeven?

- Папа дал мне книгу, а младший брат - ручку.
- Папа подарил мне книгу, а младший брат - ручку.

Van de vader kreeg ik een boek, en van de broer een pen.