Examples of using "часы" in a sentence and their dutch translations:
Repareer het horloge.
De klok loopt voor.
- Ik ben het horloge verloren.
- Ik heb het horloge verloren.
Ik heb een horloge gekocht.
De klok werkt niet.
Ze hebben een horloge gerepareerd.
Werkt die klok?
Mijn horloge is verloren gegaan.
Ik heb een horloge gekocht.
- De klok tikt.
- De klok is aan het tikken.
De klok stopte.
Repareer het horloge.
De klok is kapot.
De klok loopt achter.
De klok loopt voor.
- De klok tikte.
- De klok was aan het tikken.
Werkt de klok?
Werkt de klok?
- Ik ben mijn horloge kwijt.
- Ik heb mijn horloge verloren.
Dit horloge is duur.
Ze gaf hem een horloge.
- De klok klopt niet.
- De klok staat niet goed.
- Ik ben mijn horloge kwijt.
- Ik ben mijn horloge verloren.
- Ik heb mijn horloge verloren.
- Loopt je horloge goed?
- Loopt uw horloge juist?
Je horloge ligt op het bureau.
Gister werd mijn horloge gestolen.
Hij gaf me een horloge.
Ik kocht een klok voor haar.
Ze gaf hem een horloge.
Mijn horloge was gestolen.
Hij keek op zijn horloge.
Tom verzamelt antieke klokken.
Ik heb een horloge gekocht.
Loopt je horloge goed?
Hij moet de klok herstellen.
Mijn horloge is preciezer dan het jouwe.
Waar is mijn horloge?
- Deze klok doet het niet.
- Deze klok is kapot.
Wiens klok is het?
Deze klok is van mij.
Wat zijn de bezoektijden?
De klok slaat vier.
Dit uurwerk is elektrisch.
- Het uurwerk loopt achter.
- De klok loopt achter.
Ze hebben een horloge gerepareerd.
- Ik ben mijn horloge kwijt.
- Ik ben mijn horloge verloren.
- Ik heb mijn horloge verloren.
De klok sloeg tien.
Dit horloge is stuk.
Dit horloge is waterdicht.
Loopt die klok gelijk?
Ik heb een horloge gekocht.
Dit uurwerk is elektrisch.
Ik hou van horloges.
Dit horloge is duur.
Ik ben gisteren mijn horloge verloren.
- Hij heeft mijn horloge gestolen.
- Hij stal mijn horloge.
Mijn horloge is preciezer dan het jouwe.
Mijn horloge geeft de datum aan.
Mijn horloge is heel precies.
Ik ben gisteren mijn horloge verloren.
Ik heb een klok voor Tom gekocht.
Mijn horloge is heel precies.
Ik ben gisteren mijn horloge verloren.
Gister werd mijn horloge gestolen.
Ik ben op zoek naar mijn horloge.
Jouw horloge is duurder dan het mijne.
Molly heeft een grote klok.
Er hangt een klok aan de muur.
- Ze gaf hem een klok.
- Ze gaf hem een horloge.
Hij keek op zijn horloge.
Hij moet de klok herstellen.
Mijn horloge was gestolen.
- Mijn horloge moet gerepareerd worden.
- Mijn horloge moet worden gerepareerd.
Ik ben mijn horloge kwijt.
De klok is in Zwitserland gemaakt.
Tom keek naar de klok.