Examples of using "коньках" in a sentence and their dutch translations:
Hoe goed kan je schaatsen?
- Kan je schaatsen?
- Kan je skaten?
- Kunt u skaten?
- Kunnen jullie skaten?
- Kun je schaatsen?
- Kunt u schaatsen?
- Kunnen jullie schaatsen?
- Kun je skaten?
- Hij skatet.
- Hij is aan het skaten.
Houdt je broer van schaatsen?
Ze gingen samen schaatsen.
- Ze kan schaatsen.
- Ze kan skaten.
- We hebben genoten van het schaatsen.
- We genoten van het schaatsen.
Kan je schaatsen?
Ben je goed in schaatsen?
- Kan je skaten?
- Kun je schaatsen?
Hoe goed kan je schaatsen?
Wie heeft je geleerd om te skaten?
Ik ging schaatsen op het meer.
Tom en Maria gingen schaatsen.
Het ijs is stevig genoeg om te schaatsen.
Is het ijs dik genoeg om te schaatsen?
- Welke is makkelijker, skiën of schaatsen?
- Wat is makkelijker, skiën of schaatsen?
Schaatsen is mijn favoriete wintersport.
Denk je dat de vijver genoeg bevroren is om erop te schaatsen?
Ik schaats soms.