Examples of using "звонок" in a sentence and their dutch translations:
De bel ging.
De klok luidt.
De klok luidt.
- Laatste oproep!
- Laatste ronde!
- Een ronde te gaan!
De zoemer klonk.
De deurbel gaat.
- Dit gesprek is gratis.
- Deze oproep is gratis.
- Dit telefoontje is gratis.
De deurbel ging.
De man maakt een interlokaal telefoongesprek.
Ik hoorde de telefoon rinkelen.
De klok heeft nog niet geluid.
De man maakt een interlokaal telefoongesprek.
Ik moet alleen even bellen.
Dat telefoontje heeft haar leven veranderd.
Ik moet even telefoneren.
Kan iemand deze oproep aannemen?
Ik wil bellen...
Kan iemand deze oproep aannemen?
Ik moet bellen.
Ik hoorde de telefoon rinkelen.
Wie heeft de telefoon beantwoord?
Tom stond op het punt het belangrijkste telefoontje van zijn leven te plegen.
Hij ontving een e-mailtje en kort daarna ging hij naar buiten om een telefoontje te plegen.
In het Portugees zeggen we doorgaans "alô" bij het opnemen van de telefoon.
Ze stond op om de telefoon op te nemen.
Ik hoorde de telefoon rinkelen.
Neem de telefoon op.
Neem de telefoon op, alsjeblieft.
Ik wacht op een zeer belangrijk telefoontje.
Wie heeft de telefoon beantwoord?